Molen De Oude Volmolen, Middelie

Middelie, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Oude Volmolen
modeltype
Onbekende windmolen
functie
volmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
08296
oude dbnr.
V8296
Meest recente aanpassing
| Conversie

locatie

plaats
Middelie
gemeente
Edam-Volendam, Noord-Holland
plaats(en) voorheen
Axwijk
streek
De Zeevang
geo positie
X: 130444, Y: 503920
N: 52.52240, O: 5.02540

constructie

modeltype
Onbekende windmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
kruiwerk
buitenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
geschiedenis
Hoewel dat verder niet staat opgetekend, moet deze in 1632 buiten de stad aan de Purmer ringsloot (Axwijk) zijn herbouwd.

In 1690 heette deze molen nog "de Oude Volmolen", wat te maken zou kunnen hebben met het feit dat het de opvolger was van de oudste volmolen op het Zuider blokhuis. Er waren plannen tot ombouw van de volmolen tot oliemolen, maar dit is waarschijnlijk niet doorgegeaan. De weduwe van Pieter Dircksz, Geert Jacobsdr, verkocht uiteindelijk de grond "daer althans de volmolen op staet, leggende buijten aen het noorteijnde van de Grasdijck aen de ringsloot van de Purmer" aan molenaar Jan Jansz.

De historie van de molen is goed te volgen aan de hand van de verschillende verkopen van (delen) ervan. Anna Jacobssdr, de weduwe van Jan Jansz, bood de volmolen in 1637 te koop aan waarna Jan Heijndricks van Deventer uit Velsen eigenaar werd. Deze wilde de opstal verplaatsen naar zijn woonplaats. Dat dit niet doorging zal te maken hebben met het verzoek van "de drapiers hier ter stede" om van stadswege een volmolen op te richten. Het stadsbestuur voorkwam waarschijnlijk dat de molen verdween, want de textielnijverheid was niet onbelangrijk voor de stad en werd gestimuleerd. Dat betekende echter niet dat de volmolenaars een monopolie kregen voor het vollen van laken uit de stad.

De achtkante volmolen bij Axwijk kwam in handen van de uit Duitsland afkomstige broers Jan en Theunis Theunisz Dierdorp. Gedurende vele jaren draaide de molen onder het beheer van deze familie en in 1658 kochten Jan en Lammert Teunisz en hun zwager Jan Jacobsz ook een tweede volmolen bij Edam (Tenbruggencatenummer 08719).

De volmolen bij Axwijk heeft zeker driemaal aanleiding gegeven tot een geschil, dat voor het gerechtshof moest worden uitgevochten. De eerste keer was het binnen de
familie. Na de vermoedelijke herbouw van de volmolen bij Volendam wilde Lambert Teunisz van zijn aandeel (een derde) in beide molens af. Toen de verkoop mislukte verhuurde hij de aandelen aan Juriaen Gerritsz (1662-1664) tegen een jaarlijkse huur van ƒ 260.

Het heeft er alle schijn van dat het minder goed met de molen ging. Zoals zo vaak, ontstond daardoor onenigheid tussen de aandeelhouders. Lambert en Jan Theunisz procedeerden in Edam over het aandeel (een derde) van Jan Jacobsz in een hypotheek van ƒ 2375 die op de molen rustte. Het gerechtshof beoordeelde de zaak en vond dat beide broers gelijk hadden, zodat hun zwager de proceskosten en zijn aandeel (met rente) moest betalen. Daarop ging Jan Jacobsz op 16 januari 1667 in beroep bij het Hof van Holland. Over de afloop bleek niets, maar Jan moest later dat jaar opnieuw een aandeel (een derde) kopen van Jan Theunisz, zodat hij het zal hebben verspeeld. Met die aankoop liet hij echter blijken dat hij verder wilde met de volmolens, ondanks de tegenvallende resultaten.

De weduwe van de inmiddels overleden Lambert Theunisz dacht daar anders over en liet haar belangen in beide molens veilen op 15 december 1667. Helaas werd er te weinig geboden om tot verkoop over te kunnen gaan. Daarop kwamen er curatoren aan te pas (er waren kennelijk schulden) om het aandeel te verkopen. Jan Claasz Bruijnvis, als tussenpersoon voor Pieter Pieterse Garbrants, nam daarop voor ƒ 1700 alles over. Jan Theunisz zag het ondertussen evenmin zitten in de vollerij en was veerman geworden. Nog datzelfde jaar 1668 stond hij zijn overgebleven belang in de beide molens af aan Jan Jacobsz, die samenwerkte met de eigenaars van het resterende aandeel. Helaas heeft hij er niet lang plezier van kunnen hebben, want hij kwam te overlijden.

Beide achtkante volmolens kwamen toen opnieuw in de verkoop. De zuidelijke molen (Tenbruggencatenummer 08719) kwam in handen van enkele op basis van gelijkwaardigheid samenwerkende vennoten: Pieter Pietersz en Gert Pietersz (gezamenlijk) te Zaandam, Cornelis Jevetsz te Zaandijk en Jan Claesz Bruijnvis te Edam. Hierna ging dit bedrijf weer zijn eigen weg, afzonderlijk van de westelijke molen. Die laatste werd gekocht door Cornelis Jansz Banningh, sinds kort poorter van Edam. Banning ging toen bij de volmolen wonen.

De tweede twist ontstond op 29 februari 1672, toen Banning en mr. Jacob Vijselaer (als voogd) aanwezig waren bij de deling van de boedel van Welmoet Jans. De advocaat Vijselaer informeerde hoeveel de helft van de molen moest kosten, waarop Banning antwoordde dat hij daar ƒ 1200 voor wilde hebben. Hierop raakten beide heren opnieuw in onderhandeling, want zij hadden al vaker over een dergelijke transactie gesproken. Uiteindelijk bood Vijselaer het dubbele bedrag voor de gehele molen en werd tot de koop besloten, waarna er in "de Hollanse Thuijn" een glas wijn op werd gedronken. Nu ontwikkelde zich een twist over de geldigheid van de afgesloten koop, die verder voor het gerecht in Edam werd uitgevochten. Vijselaer wilde het doen voorkomen dat de koop "in een droncken gelach" was gesloten en weigerde de rechtsgeldigheid ervan te erkennen. Op 23 augustus oordeelden de stadsbestuurders echter dat dit niet waar was en dat de koop moest doorgaan. Vijselaer ging evenwel op 4 september in hoger beroep bij het Hof van Holland en heeft door goede connecties waarschijnlijk gelijk gekregen. Banning moest het bedrijf toen verkopen om uit de kosten te komen. Zijn vader Jan Pietersz Banningh op de Koog (Westzaan) was bereid om de molen over te nemen.

Cornelis bleef in de molen werken totdat zijn moeder, na de dood van zijn vader, besloot om tot verkoop over te gaan. Voor ƒ 2620 werden toen Sijmon Cornelisz Apes en Cornelis Jacobsz Pets uit Axwijk eigenaars. Cornelis Banning ging later failliet en het boelgoed na zijn dood bracht slechts ƒ 65,80 op.

Hoewel de molen nu in handen was van enkele dorpsgenoten, bleek dat geen garantie voor continuïteit te zijn. Pets verkocht na korte tijd voor ƒ 1250 zijn aandeel, dat bij die gelegenheid in vieren werd opgedeeld. Eén deel kocht zijn vennoot Apes en de andere delen gingen naar geldschieters: oud-burgemeester Willem Claesz Sloot, schoolmeester Albert Claesz Hasselt en notaris Pieter Munckedam. Het noodlot sloeg opnieuw toe toen Sijmon Apes eind 1679 overleed. Zijn weduwe was genoodzaakt om op 8 februari 1680 het vijf-achste deel van de molen te koop aan te bieden. Jan Pietersz Parhannes uit Edam werd toen eigenaar, maar binnen een jaar deed hij twee van zijn vijf achtste aandelen over aan Willem Jacobsz uit Edam en Bartel Wiltschut uit Purmerend. Deze laatste zag meer in het bedrijf en nam daarom ook nog de aandelen van Hasselt en Sloot over.

Toen ging het opnieuw mis. Als kemphanen stonden nu ene Hendrick Jansz en Bartel Wiltschut als aandeelhouders van de molen voor het gerecht tegenover elkaar. De rechters oordeelden dat zij elkaar opening van zaken moesten geven en dat ofwel Bartel ofwel Hendrick alle aandelen moest opkopen. Zouden beide eigenaars in gebreke blijven, dan zou er een gerechtelijke veiling van de molen volgen om tot "finale scheijdinge te raecken". Bartholdt Wiltschut heeft toen het aandeel van Hendrick Jansen Volder (genoemd naar zijn beroep) overgenomen, zodat hij sinds 1683 alleen eigenaar was. Hoewel het waarschijnlijk nog steeds niet zo goed ging met het bedrijf, bleek er van conflicten aangaande de molen niets meer.

Na de dood van Bartelt had zijn weduwe Grietie Swarts haar bedrijf te koop aangeboden, maar kon er eerst geen koper voor vinden. Bij "de Oude Volmolen" hoorde, behalve een droogschuur en een woning toen nog het volgende:
"ses seijlen, soo goet en quaet als deselve sijn,
een koopere keetel met sijn vernuijs, staende in de molen
twee losse boven schijven
een laken tafel met eenigh gereetschap
vier ofte sesendertigh losse spaken
eenige half slete kamme
een laken slee, een schaefbanck met eenigh timmermans gereetschap
eenige vuijste en vuijst wigge, een greene balck met twee spoelstampers en twee spieren tot kruijpalen
een slijpsteen met eenige hecken en jufferties, leggende in de schuur
omtrent dartigh ton vul aerd, doch voetstoots sonder dat de verkoopers in- onder- ofte overmaet sullen gehouden sijn".

Uiteindelijk lukte het Grietje Jacobs Swarts een kwart aandeel van de molen aan Pieter Teunisz uit Oostzaan over te doen. Hierdoor kreeg zij de beschikking over wat meer geld. Dit aandeel in de molen wisselde nog enkele keren van eigenaar en kwam in handen van Teunis Brasker (oud-burgemeester) en Jacob de Zeeuw. Zij namen uiteindelijk ook het resterende driekwart aandeel van Grietje Swarts over, al leefde Brasker al niet meer ten tijde van de registratie van de verkoop. De molen moet daarna verdwenen zijn, omdat er niets meer over wordt vermeld.

Bron: Molens van Edam door drs. D.M. Bunskoeke, 1999. Uitgave Vereniging Oud Edam.

aanvullingen

trivia
Banning kan De Waterlooper (dbnr. 8291) hebben afgebroken vanwege zijn naastgelegen volmolen, die hij eerder in 1670 had gekocht.