Molen Zesde en Zevende Veendistrict, boezemmolen nr. 1/ Harnemolen / Hannemoune, Terwispel

Terwispel, Fryslân
v

korte karakteristiek

naam
Zesde en Zevende Veendistrict, boezemmolen nr. 1/ Harnemolen / Hannemoune
modeltype
Kantige molen, grondzeiler
functie
poldermolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
05693 h
oude dbnr.
V12826
Meest recente aanpassing
| Conversie

locatie

plaats
Terwispel
plaatsaanduiding
2,2 km N der kerk
gemeente
Opsterland, Fryslân
geo positie
X: 198520, Y: 561550
N: 53.03909, O: 6.03605

constructie

modeltype
Kantige molen, grondzeiler
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
Vijzel
plaats bediening
grondzeiler
bediening kruiwerk
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
geschiedenis

Deze molen

Bemaalde met 6 andere watermolens de Veenpolder, het 6e en 7e District. Aangeduid met B.
Bron: archief Ten Bruggencate.
-----

De vaart tussen de Wielbrug (=wagenbrug) en Spaltenbrug was afgesloten van 14 t/m 20 augustus 1866 vanwege de bouw van een molen op de ringdijk (LC 3/8/1866).
De molen wordt op een polderkaart uit 1880 (Tresoar nr. 1029) aangeduid als nr. 1.
In het kadaster van 1887 staat hij als Gorredijk A 2477.

Dat is de "Harnemoune" want harne=horne=hoek in het Fries, dus molen no. 1 (ook bevestigd door lokale mensen).
Dick Bunskoeke, 14 april 2013

Zesde en Zevende Veendistrict

In 1822 werd bij Koninklijk Besluit nieuwe regels gesteld voor bestaande en nieuwe veenderijen. Het doel hiervan was om een einde te maken aan de schade (o.a. landverlies en het ontstaan van gevaarlijke watervlakten) die door verveningen ontstond. Dat trachtte men tegen te gaan met verplichte inpoldering. In 1823 werd het Jhr. E.de la Costa, lid van de Raad van State, aangesteld om in Friesland orde op zaken te stellen. Hij verdeelde de grietenijen (gemeenten) Haskerland, Schoterland, Ænwirden en Opsterland in zeven veendistricten. Deze veendistricten werden in vier veenpolders ondergebracht: het 1e Veendistrict (Haskerveenpolder); het 2e en 3e Veendistrict (Groote Sint Johannesgaster Veenpolder) en de polder van het 4e en 5e Veendistrict en de polder van het 6e en 7e Veendistrict.

Na de aanleg van de polderdijk en twee schutsluizen voor de afvoer van de turf, werden op de noordelijke polderdijk vijf grote molens gebouwd om het polderwater tijdens de uitvening op een behoorlijk peil te houden. "Ieder van 25 ellen vlucht en zoodanig ingerigt, dat dezelve tot de eventueele droogmaking der ondergronden met de alsdan verder te stichten molens kunnen medewerken." Van Teijen was de president (later voorzitter van het bestuur) van de veenpolder, het bestek werd goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten van 26 april 1852.
LC 23 februari 1855: aanbesteding 3 molens met een vlucht van 22.50 meter. → 4, 5 en 6?
LC 24 augustus 1855: molenaars gevraagd voor de nieuw gebouwd wordende molens.
LC 25 april 1856: aanbesteding 2 molens met een vlucht van 22.50 meter. → 2 en 3?

Gelijk met de algemene bepoldering werd ook de eerste droogmaking voorbereid, die onder Langezwaag en Luxwoude binnen het 6e Veendistrict, ter grootte van 696 ha. Er werden twee achtkante windmolens gebouwd, elk van 22,50 m vlucht, waarvan één geplaatst op de hoek van "de hals van de Wispel" en het Klisseregt (Tenbruggencatenummer 03266 m) en de andere ongeveer midden tussen deze hoek en de Damsluis (Tenbruggencatenummer 03266 mm), dat is de sluis in het Klisseregt, welke aan de zuidzijde de boezem van de veenpolder afsloot.
LC 17 december 1858: aanbesteding 2 molens met een vlucht van 22.50 meter. → 8 en 9?
De beide watermolens zouden trachten een maalpeil van 1,30 m -Z.P. te handhaven. Toen in 1861 bleek dat de bodem van de drooggelegde plas hoger was gelegen dan men had aangenomen, werd in verband hiermede het maalpeil bepaald op 1,10 - Z.P.

In 1865 kwam de tweede droogmaking aan de orde, onder Luxwoude en Gersloot. Een achtkante watermolen (Tenbruggencatenummer 03266 l) werd gebouwd aan het Tijnjerak, naast een houten schutsluis, welke voor de scheepvaart verbinding bracht tussen het Tijnjerak en de vaarten in de droogmaking.

In 1875 was de veenpolder genaderd tot het tot stand brengen van de derde droogmaking, het noordoostelijke gedeelte ter grootte van ca. 1000 ha. Het maalpeil zou zijn 1,10 m - Z.P. Aan de noordelijke veenpolderdijk stonden toen vier windwatermolens (dit record, Tenbruggencatenummer 05692 c, Tenbruggencatenummer 05692 d en Tenbruggencatenummer 07882) waarvan twee, nl. de "Van Dam" en de "Van der Bij" door verlenging van van hun vijzel geschikt werden gemaakt om uit de nieuwe droogmaking te malen. De molens op de polderdijk heetten in de volksmond 'Hannemoune', 'Kaspermoune', Óebelemoune', en 'Jeen Pietersmoune'. Onduidelijk is nog welke van de 5 oorspronkelijke molens deze 4 latere uitmaakten.
[De molen waarvan de romp nog bestaat was de eerste in een rij van 6 molens, welke in de volksmond heetten: "Hannemoune", "Kaspermoune", "Oebelemoune", "Lammertsmoune", "Bonnemoune" en "Jeenmoune'.
Bron: DHM Molenbestand.]

Hun vermogen zou echter toch te klein zijn om onder alle omstandigheden het peil te kunnen handhaven, daarom werd ca. 800 m benoorden de Oudewegsterpolder een stoomgemaal gebouwd aan de polderdijk, op het diepste punt van de veenpolder. In 1876 leverde ingenieursbureau W.C. en K. de Wit te Amsterdam een vijzelgemaal met een opbrengst van 80 m3 per minuut, 2,75 m hoog (nl. van 1,60 m - Z.P. tot 1,15 m + Z.P.) aangedreven door een stoommachine. Alle negen molens bleven nog in bedrijf.

Bij besluit van Gedeputeerde Staten van 11 dec. 1884 werd goedgekeurd dat de poldermolens nrs. 7 , 8 en 9 zouden worden opgeruimd; ze bleven echter voorlopig nog gehandhaafd.

In 1905 werd het stoomgemaal verbouwd en daardoor kwamen alle 9 molens buiten bedrijf te staan: 3 molens die het water uit de droogmakerijen op de polderboezem brachten (molen nr. 7 voor de droogmaking onder Luxwoude en Gersloot en de molens nr. 8 en 9 voor de droogmaking onder Langewaag en Luxwoude), twee molens die het water uit de droogmakerij rechtstreeks op de Friese boezem uitmaalden (molens nr. 1 en 2 (Tenbruggencatenummer 06458 k en Tenbruggencatenummer 05692 a) voor de droogmaking in het noordwestelijke deel van de polder) en vier molens die vanuit de polderboezem op de Friese Boezem uitmaalden (molens nr. 3, 4, 5 en 6).

Diverse advertenties uit dit gebied:
- LC 03-03-1879: windmolen 12 m, Hans Koelstra, molenmaker te Terwispel.
- LC 28-12-1883: windmolen 10,728 m, aan het Langerak, W. Dragstra, Terwispel.
- LC 29-06-1886: vijzel, vijzelkom/dok en oude stenen, molenmaker H.H. Koelstra, Terwispel.
- LC 10-07-1891: windmolen ca. 10 m, Hendr. Koelstra molenmaker-timmerman, Terwispel.
- NA 23-03-1901: windmolen 24 voet, achtkant en vrij nieuw, molenmaker Koelstra, Tijnje/Terwispel.
- NvF 6-10-1909: gevraagd jaskermolen, 18 a 20 voet, Hendrik Koelstra Tijnje.
- NvF 30-10-1912: houten schroef 1,45 m diam., 7,25 m lang met toebhoren, schroefrad, koningrad, bonkelaarrad, asrad, eikenhouten molenkop. P. Kuipers, architect Tijnje.
- NvF 03-05-1913: 4 molenraderen en een kruisspil, asrad, boven-bonkelaar, onder-bonkelaar, schroefrad. Hendr. Koelstra, molenmaker, Tijnje.
- NvF 11-01-1916: jasker, 24 voet en 3 m lang, molenmaker Hendr. Koelstra.

Bronnen ondermeer:
- Over de afwatering van Friesland en haar geschiedenis, door Ir. D.F. Wouda, 1951. Verzameling H. van der Kaay.
- aanvullingen Dick Bunskoeke, maart/april 2013.

MHO