Molen Polder Herwijnen, Mertse Molen, Herwijnen

Herwijnen, Gelderland
v

korte karakteristiek

naam
Polder Herwijnen, Mertse Molen
modeltype
Wipmolen
functie
poldermolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
03507 m
oude dbnr.
V6304
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Herwijnen
plaatsaanduiding
gemeente
West Betuwe, Gelderland
streek
Betuwe
kadastrale aanduiding 1811-1832
Herwijnen C (2) 326 De geërfden van Herwijnen
geo positie
X: 135125, Y: 428200
N: 51.84203, O: 5.09880

constructie

modeltype
Wipmolen
krachtbron
wind
functie
plaats bediening
plaats kruiwerk
middenkruier
kruiwerk
zetelkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
geschiedenis
In 1698 werden de molens van de Polder Herwijnen door kruiend ijs omvergeworpen, door de overstromingen konden ze pas in 1699 worden hersteld.

Bron: "Wat is een blaffert?", art. door Jan Knegt in "De Gelderse Molen" 1993 nr. 3. Verzameling H. van der Kaay.
-----

Bij Herwijnen stonden drie ondermolens en twee bovenmolens van de Polder Herwijnen die uitsloegen op de Waal.

Omdat de twee bovenmolens aan de Waal hinder kregen van het Fort Vuren dat daar werd gebouwd moest Defensie een stoomgemaal bekostigen ter vervanging van deze molens.
Dit werd in 1857 gebouwd, maar voldeed aanvankelijk slecht, zodat de twee molens in 1859 weer opgelapt moesten worden. Toen het stoomgemaal voldoende verbeterd was, werden de bovenmolens in 1860 gesloopt.

Eén der ondermolens verdween eveneens, waarschijnlijk de Mertse Molen. Toen waren de Hooglandse Molen en de Middelste Molen nog over. In 1865 en 1869 werden voor deze twee molens nog ijzeren bovenassen gekocht.
In 1878 werd een nieuw stoomgemaal gebouwd bij Fort Vuren, dat de gehele polder kon bemalen, behalve het Hoogland. De Laaglandse Molen werd in september 1880 voor de sloop verkocht en de Hooglandse Molen verbrandde in 1878 en werd in dat jaar vervangen door een achtkante molen (zie aldaar).

Jan den Besten.
-----

Tijdens een door mij in 1993 uitgevoerde bouwhistorische waarneming in de stenen molen van Beugen (NBr.) stelde ik vast dat de daar aanwezige hergebruikte balken afkomstig waren uit een wipmolen. De balken en het aswiel of bovenwiel gaven voldoende informatie om enkele conclusies te trekken over de grootte van de molen en het gebied van herkomst. Dit laatste zou waarschijnlijk in de Tielerwaard gezocht moeten worden.
Een dendrochronologisch onderzoek leverde als veljaar van de boom waarvan één van de hoekstijlen van de toren gemaakt was het jaar 1706. Dankzij het nog geheel aanwezige en volgroeide spinthout kon zelfs vastgesteld worden dat de boom in de zomer of het najaar geveld moest zijn.
De molen van Beugen heeft een houten as met ijzeren askop die in Kleef gegoten is.
Er werd dus geen tweedehands ijzeren as gekocht.
Op basis van deze gegevens opperde Jan den Besten dat de onderdelen afkomstig zouden kunnen zijn van de Mertse Molen. Hij vond namelijk dat de Herwijnense geërfden op 22 november 1708 beraadslaagden over de Eerste Herwijnense binnenmolen, die in verval was geraakt. Daarmee was waarschijnlijk de Mertse Molen bedoeld. Hierbij was de vraag: opknappen of een nieuwe bouwen. In de documenten is niet te vinden wat er besloten werd, maar ongeveer 40 jaar later blijken beide molens in goede staat te verkeren. De herbouw zal dus wel doorgang hebben gevonden in of kort na 1709. De Mertse Molen werd gesloopt in 1860. Deze jaartallen sluiten aan bij het bouwjaar van de molen van Beugen, waarvoor Bartolomeus Heijs in 1865 vergunning had gevraagd, en de dendrochronologische datering. Als pas in 1865 en 1869 ijzeren assen werden gekocht voor de overgebleven molens, zal de Mertse Molen in 1860 nog een houten as hebben gehad.
Als bijzonderheid wijst Jan den Besten nog op de draagklossen aan de koker die op de bovenste kokerbalken rusten. Deze draagklossen waren aan verschillende molens toegepast door Jacobus Exalto in de omgeving van Gorinchem. Hij bouwde die molens in 1832 en later. Blijkbaar werden deze steunklossen alleen toegepast in de Tielerwaard en de Vijfheerenlanden. Blijkens de delen van kokerstijlen in de molen van Beugen werden deze steunklossen echter al in het begin van de achttiende eeuw toegepast.
Een ‘hard’ bewijs dat de onderdelen in Beugen afkomstig zijn van de Mertse Molen is evenwel nog niet gevonden.

Zie ook: Nico Jurgens ‘Chinees puzzelen in Noord-Brabants rijke molenverleden: Zeeland en Beugen’ in TIMS Molinologie 2001 nummer 15.
Nico Jurgens, 20 okt. 2006.