Molen De Meiboom, Utrecht

Utrecht, Utrecht
v

korte karakteristiek

naam
De Meiboom
modeltype
Ronde molen, stellingmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
01041 b
oude dbnr.
V1063
Meest recente aanpassing
| Foto
media-bestand
Molen 01041 b De Meiboom (Utrecht)
coll DVM, foto J.T.Francken-J.M. Bakker

locatie

plaats
Utrecht
plaatsaanduiding
Paardenveld
gemeente
Utrecht, Utrecht
streek
Vechtstreek
kadastrale aanduiding 1811-1832
Utrecht C 836 Cornelis van Vlaanderen, molenaar
geo positie
X: 136060, Y: 456297
N: 52.09460, O: 5.11082

constructie

modeltype
Ronde molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
ronde bovenkruier
versieringen

De gevelsteen van deze molen was zeer eenvoudig.
Onder de voorstelling van een bloeiende meiboom stond:

ANNO 1745 DE MEIBOOM

 

plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
gesloopt
geschiedenis

Na het omwaaien van de voorganger in 1674, was er pas in 1744 er weer sprake van een molen op deze plaats. De vroedschap gaf toen toestemming om de voormalige standerdmolen de Sprokkel, die als eerste in steen zou worden herbouwd, hier te zetten in plaats van op het bolwerk Sterkenburg (nu Sterrenburg geheten). De nieuwe molen heette dan ook het eerste jaar van zijn bestaan de Sprokkel, doch daarna de Meiboom.
De eigenaren van de oude Sprokkel bleven dit ook van de nieuwe. Twee jaar later, in 1746, verkreeg Van Wijck toestemming om het rondeel bij de molen te gebruiken, evenals een gedeelte der berm, voor een tuintje. Hiervoor moest hij een recognitie van f 6,- betalen.
De helft van de molen behoorde aan Matthijs van der Mey; hij verkocht deze aan Jacobus de Keyser. Daarna wisselde de molen veelvuldig van eigenaar.

17-09-1748: Hollandsche Historische courant
Utrecht den 15 september. Donderdag avond heeft men hier een verschriklyk onweer gehad van donder en blixem, verzelt van een zwaren plasregen. Inzonderheid tusschen zeven en acht uuren was het onweer op het hevigste, en de blixem sloeg onder anderen een wiek van eender nieuwe steene molens, die op de noordwesterwal van deze stad staan, naby het zoogenaamde paardenveld, t'eenermaal in spaanderen, wordende door dienzelven slag de molenaar, die nevens zyn geheele huisgezin binnen in den molen zat, tegen den grond geslagen, en zeer veel porcelein, zoo als ook een spiegel, nevens het grootste gedeelte der glazen uit de ramen verbryselt, zonder dat echter iemand van het huisgezin in het allerminste beschadigd wierd. Het verwonderlykste bij die gelegenheid was, dat de blixem tusschen de voegen der steenen heene, en dus de buitenmuur op zyn allerdikste is, doorboorde, en in den molen brand verwekte, die echter door een daarop volgende zwaren donderslag weder gebluscht wierd.

In 1827 was aan de stedebouwkundige Zocher opdracht gegeven plannen uit te werken voor het slechten der wallen. Hij spaarde de molens de Meiboom en de Rijn en Zon. Hij dacht zich deze molens op een ronde opgemetselde verhoging aan de rand van een halfcirkelvormige haven, die op de plaats van het Paardenveld zou komen. Dit plan ging niet door, omdat de haven in open verbinding met de singel zou staan. Het singeldeel tussen de Vecht en de Vaartse Rijn maakte deel uit van de Keulse Vaart en ressorteerde als zodanig onder Rijks Waterstaat. De stad zou dus de zeggenschap over deze haven verliezen.
De verbinding van het Vreeburg met de Nieuwe Kade vorderde in 1850 een verandering van de situatie bij de Bergstraat, waar de oprit van de Meiboom een belemmering opleverde. De grond moest worden afgegraven en de toegangen tot twee huizen, bij de Bergstraat staande, moesten vervallen. De oprit werd parallel aan de singel aangelegd.
Het was in deze jaren steeds moeilijker geworden om een bouwvergunning voor een molen te verkrijgen: de Koning kwam eraan te pas. De toenmalige eigenaar, Cornelis Vlaanderen, had een verzoek gedaan om een hulp-roskorenmolen te mogen bouwen. Dit verzoek werd in 1835 door de Gouverneur der Provincie om advies gezonden aan het gemeentebestuur. Bij Kon. Besluit werd hem de vergunning verleend, hetgeen bij missive van Gedeputeerde Staten aan het gemeentebestuur werd bekend gemaakt. Een verzoek van deze molenaar om zijn erf aan de oostzijde te mogen afrasteren, werd in 1839 door de stad geweigerd.
In 1884 heeft het gemeentebestuur pogingen aangewend om de molens de Meiboom en de Rijn en Zon in handen te krijgen. De molenaars vroegen beiden hetzelfde bedrag, namelijk f 19.000,-. De gemeenteraad meende echter niet hoger te mogen gaan dan f 16.000,-, zodat de aankoop niet doorging.
Toen in 1899 ernstig overwogen werd om de groentenmarkt, die op het Jacobikerkhof gehouden werd en waar soms 180 groentekarren een plaats zochten, over te brengen naar het Paardenveld, werden daarvoor opmetingen gedaan. De molenaar van de Meiboom deelde mede, dat hij zijn molen wilde verkopen. Na enig onderhandelen vroeg hij tenslotte F 15.250,-. De raad meende dat de Rijn en Zon tegelijk aangekocht moest worden. Een poging daartoe mislukte, zodat de aankoop van de Meiboom ook geen voortgang had.
Toen de molenaar van de Meiboom in 1903 van twee kanten aanbieding kreeg voor een verkoop van zijn molen, wendde hij zich tot de stad. Zijn vraagprijs was nu f 14.000,-. Maar aangezien de stad de molen wilde verhuren teneinde de Rijn en Zon te kunnen beconcurreren en daardoor de prijs voor deze molen laag te houden, moest voor het losse gereedschap nog f 500,- betaald worden. Als huurder werd de molenaarsknecht van de Meiboom aangenomen, die tot 1911 huurder bleef, aanvankelijk tegen f 600,- huur per jaar, later verhoogd tot f 650,-.
Toen in 1912 de Rijn en Zon in het bezit der stad was gekomen was het lot der molens beslist. De sloop had in 1913 plaats.

Toen in 1913 tot de sloop besloten was, kwam de burgerij,zoals we zo vaak nu ook nog zien, te laat in actie. Naar de mening van het stadsbestuur moest plaats gemaakt worden voor de groentemarkt, daarna voor de groente- en vruchtenveiling. Er moest een loskade voor vee komen voor de aanvoer op zaterdag met schuiten. De aanvoer van vee heeft thans met vrachtauto's plaats. De veemarkt werd verplaatst naar de Croeselaan, evenals de groente- en vruchtenveiling. Wat we nu als onnodig zien, was destijds urgent. Maar de stad heeft er een onherstelbaar verlies door geleden. Moge dit een waarschuwing zijn voor heden en toekomst. In de Utrechtsche Courant van 21 november 1912 is te lezen:
Op 't oude bolwerk van het Sticht
Staan wij en doen nog steeds onz' plicht
Voorkwamen wij niet dikwijls nood,
Door meel te bakken voor uw brood
Wij malen toch het graan zo fijn,
Door stoom kan het niet beter zijn.
Al zijn wij oud; wat uit de mode,
Schrijf ons daarom niet op ten dode.
Och vroede heeren van de Raad
Bega toch niet die gruweldaad,
Maar laat ons staan nog menig jaar
Als trouwe broeders naast elkaar.
Zeer velen zijn hierop gesteld

De molens van het Paardenveld.


Bron: Zes eeuwen molens in Utrecht, W.A.G. Perks.

aanvullingen

trivia

De molen stond tot 1912 samen met de 'Rijn en Son' op het voormalige bolwerk bij het Paardenveld. Op de onderste foto staat rechts De Meiboom en links Rijn en Son.