Molen Eureka / Molen van Offeringa, Warffum

Warffum, Groningen
v

korte karakteristiek

naam
Eureka / Molen van Offeringa
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
korenmolen, pelmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
00494
oude dbnr.
V5038
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 00494 Eureka / Molen van Offeringa (Warffum)
Foto: collectie H.Noot

locatie

plaats
Warffum
plaatsaanduiding
aan de Westvalge
gemeente
Het Hogeland, Groningen
geo positie
X: 232801, Y: 601367
N: 53.39294, O: 6.55670

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
1927 onttakeld 1968 restant gesloopt
geschiedenis
De "Eureka", ook wel molen van Offeringa genoemd, werd in 1840 gebouwd als roggemolen voor P.D. Boykema. De molen is oorspronkelijk als grondzeiler gebouwd, maar is later twee keer verhoogd. De familie Schaal liet in 1856 pelstenen aanbrengen. Na 1876 verkocht de weduwe van Ate Eppes Schaal de molen aan R. Offeringa. De molen bleef lang in het bezit van deze familie, waarbij gortpellen een belangrijke plaats in nam. In 1927 werd de met dakleer beklede achtkante stellingmolen onttakeld. Er werd met een Brons-motor verder gemalen en gepeld. Omstreeks 1968 is het restant van de "Eureka" gesloopt. Tegenwoordig bevind zich op de plek van de molen een parkeerplaats met daaronder een grote rioolopslaginstallatie. Tevens doet het voormalige molenerf dienst als toegang tot de achtergelegen sportvelden.

De naam "Eureka" is behouden gebleven. Bij restauratie van de in de jaren vijftig geheel gemoderniseerde koren- en pelmolen te Klein Wetsinge (Sauwerd)in 1988 ontving deze molen van Everhardus Offeringa de naam van de eerste molen waar de Offeringa's met hun pelbedrijf gestart zijn.


Informatie van Johan van Dijk


Bij graafwerkzaamheden op de plek waar deze molen heeft gestaan is een molensteen gevonden, een 17der blauwe steen. De steen staat nu ten toon in molen De Liefde te Uithuizen.
nog waarneembaar
Roggesteen, in molen De Liefde te Uithuizen

aanvullingen

trivia
*De bouwwijze van de Eureka wijkt af van gewone achtkante stellingmolens:
De witte stenen onderbouw eindigde ca. 1-1½ meter onder de stelling waar het bovenachtkant begon.
Dit houten gedeelte onder de stelling was met geteerde gepotdekselde planken bekleed.

Informatie van M.E. van Doornik, 13 maart 2008


"EVERRADDUS"

Iedereen in het dorp noemde hem zo bij zijn voornaam, het derde van de vijf kinderen uit het gezin van mulder Roelf Offeringa.
Everhardus werd geboren op 3 september 1909 in het molenaars­huis naast de maal- en pelmolen "Eureka" bij de Lasthuistil.
Na de lagere school ging hij in 1921 zijn vader helpen op de molen met het malen van graan. Er was volop werk aangezien er na het afbranden van de molen "Cronjé" in 1912 er maar twee molens over waren.
In die jaren was men volledig afhankelijk van windkracht, maar toen Roelf in 1927 een 50 PK zware Brons diesel in gebruik nam kon hij ook bij windstil weer malen.
De kap en de wieken werden toen van de molen verwijderd. In het dorp waren zeven bakkers die evenals de kruidenierswinkeltjes wekelijks van meel moesten worden voorzien. Maar ook de boeren waren goede afnemers vooral van gort en veevoer.
Zoals gebruikelijk bracht de leverancier de waren bij de klanten aan huis. Hoewel het sjouwen met de zakken zwaar werk was, vond de jonge mulder het fijn om met pa mee te gaan om het meel te bezorgen. Aanvankelijk gebeurde dit met paard en wagen, maar toen eind twintiger jaren pa Offeringa een vrachtautootje kocht waar Everhardus mee mocht rijden voelde deze zich de grote man. Hij werd een echte molenaar die van zijn vader het vak leerde en daarbij werd gewezen op het leveren van kwaliteit.
Na 15 jaar op de Eureka te hebben gewerkt wilde hij zijn vleugels uitslaan.
Hij verliet het ouderlijk huis, trouwde met Iep Bosgra uit Bergum en huur­de van garage Westerhof (thans Juffer Marthastraat 41) de zolderverdie­ping.
Hij maakte bewust een keus door zich te beperken tot het pellen van gort, waarvoor een pelsteen met elektromotor op de zolder werd geplaatst. Hiermee legde hij in 1938 het fundament van "Offeringa's gortproducten".
Everhardus moest vanaf nu niet alleen gort pellen, maar ook op pad voor de verkoop van zijn producten. Dat hij een goed zakenman was bleek al gauw. Hij kwam tijd en vooral veer ruimte tekort. Het geluk was met hem, want in 1941 kwam het pand van de vlasschuur van de heer Boykema te koop. Met twee duizend gulden, geleend van een vriend, kocht hij de grote schuur en zo verhuisde de pelsteen van 't Honnust naar de Schoolstraat nr. 9 (thans parkeerplaats). Hier was volop ruimte om gerst en gort op te slaan in de 'goulen', de vakken tussen de gebinten. De zaak werd goed aangepakt, er kwam een pelsteen bij en ook een arbeider, nl. K. Vink, zodat de baas zelf meer tijd kreeg voor de verkoop.
Nu was in de oorlogsjaren (1940-1945) alles gebonden aan toewijzingen en vergunningen waarop strenge controle was. De gerst werd hoofdzake­lijk ingekocht via de beurs in Groningen. De aanvoer naar het bedrijf gebeurde per beurtschip en met paard en wagen. De voerlui hadden in de oorlog goede tijden, immers auto's reden er vrijwel niet.
Het pellen van gort verschilt wezenlijk van het malen van graan. Terwijl bij het malen twee stenen over elkaar draaien, wordt bij het pellen slechts één steen gebruikt. De gerstkorrels worden door de snel draaiende pelsteen naar buiten geslingerd tegen een ruw pelblik, waardoor de korrel wordt ontdaan van zijn buitenvlies. De zemelen worden uit de buitenmantel weggezogen zodat de gort overblijft.
Everhardus kocht bij een collega af en toe een gebruikte steen zodat in de loop der jaren de pelcapaciteit werd uitgebreid. In 1946 stonden er op de bovenverdieping aan de Schoolstraat vijf pelmolens. De gerst ging via een jacobsladder omhoog naar de pelmolen en van hier rolde het halfproduct omlaag. Deze procedure werd enige keren herhaald om de korrel van alle vliezen te ontdoen zodat er puur gort overbleef. Het eindproduct ging in die jaren voor het overgrote deel naar de vele zui­velfabrieken voor de productie van karnemelksepap.
In veel dorpen was destijds een "melkfabriek" met een papkokerij. "Zoepenbrij" werd zes werk­dagen 's middags en 's avonds bij de boer als tweede schotel gegeten (volgens Ter Laan). Zo verkocht de kruidenier losse gort in een papieren zak. Everhardus bracht direct na de oorlog verpakte gort op de markt en ver­kocht dit aan grossiers van levensmiddelen.
Als opslagruimte voor dit pro­duct diende de schuur van Bernhard Wiersema (thans Oosterstraat lOa). Vooral de vier noordelijke provinciën behoorde tot zijn verkoopgebied.
Hij was hiermee zo druk dat hij voor de productie een bedrijfsleider aanstel­de, nl. Berend Sinning. In 1950 werkten er onder leiding van Berend zes mensen in de pellerij.
Verder werd in dat jaar een administratieve kracht tevens procuratiehou­der aangetrokken, nl. Frederikus Maring. Deze kreeg een piepklein kan­toortje in het achterhuis van buurman Broekema's "Lapkewinkel".
De onder­neming groeide, er kwamen nieuwe maalstenen uit Duitsland en Jan van Delden en later Marten Maring brachten de producten van Offeringa met een vrachtauto door het hele land. Het restant/afval van de pelmolen brachten deze mensen naar foerage- en veevoeder bedrijven waar het werd verkocht voor veevoer. Zo bracht dus alles zijn geld op. In de loop der tijd nam Everhardus een aantal pelmolens over die de gerst voorbewerkten tot halfproduct om in Warffum de eindbewerking te ondergaan. Dit waren o.a. de molen te Oosterwijtwerd, Middelstum (Jacob Sikkema) en Wetsinge. De laatste gaf hij in 1988 de naam van de afge­broken molen van zijn geboortegrond, nl. Eureka.
Bovendien waren er diverse molenaars die voor hem pelden en hun halfproduct in Warffum afleverden. Per week werd er meer dan 50 ton gerst verwerkt hetgeen Everhardus zelf inkocht op de beurs, waar hij ondertus­sen een geziene figuur was.
Er moest daarbij worden gelet op een juiste droogte en een ronde blanke korrel. Omdat er het hele jaar moest worden doorgedraaid was het belangrijk dat er gedurende de zomerperiode voldoende gerst in voorraad was. Om die hoeveelheid op te slaan werd in 1951 in de stad een pakhuis gehuurd, de Pionier aan het Damsterdiep, waar de bevoorrading op vrijdagmiddag plaats vond onder het toeziend oog van Maring en Sinning. Vanwege het stuiven gaf dit menigmaal problemen met de buurtbewoners.
Daar het afzetgebied zich steeds uitbreidde werd in 1953 Hoving als ver­tegenwoordiger aangetrokken die met zijn Skoda de afnemers langs ging om bestellingen te noteren. Voor hem en de procuratiehouder werd naast de fabriek op de tuin van het afgebroken huis van fotograaf Vaartstra en naast het huis van de gebroeders Spier een kantoortje gebouwd met twee vertrekken. Zelf bleef Offeringa met zijn grote amerikaanse auto de grote klanten bezoeken zoals de Domo en Frico. Everhardus ontdekte in deze periode een methode om gedurende 365 dagen per jaar een constante kwaliteit van zijn product te kunnen leveren. Hierdoor ontstond een verdere groei en hij bracht een slag toe aan zijn zeven en twintig concurrenten groot en klein in het land. Het pakhuis in Groningen, de schuur van Wiersema en het pand in de Schoolstraat had­den langzamerhand onvoldoende capaciteit om de voorraad aan gerst­halfproducten en gort te kunnen bergen. Er moest daarom worden uitge­keken naar een ruimer pand, het liefst aan open water. In 1955 kocht Everhardus een groot stuk opgespoten grond aan de Ulgersmaweg te Groningen, aan de andere kant grenzend aan het van Starkenborghkanaal. In 1957 werd begonnen met nieuwbouw waarbij op die plaats enorme heipalen de grond in moesten. Toen in 1959 de pro­ductie in Groningen begon ging een gedeelte van het personeel mee naar het nieuwe bedrijf.
Dit waren o.a. Frederikus Maring. Rikkert Oosterlee, Pieter Dekker, Jaap Anjewierden, Laurens Timmers, Harm Jan van der Werf en Piet Bouwman. Hieruit blijkt dat hun baas bij het personeel was gezien. Everhardus was betrokken bij zijn personeel. Hij sprak met zijn mensen in hun eigen taal en was belangstellend. In het dorp bleef hij ook gewoon "Everraddus". Hij was een echte Groninger. Zo zei hij eens tegen een knecht. "Trek dien klompen mor aan, bek dicht en verder niks en zörg gewoon das doe dien waark goud dust".
In 1960 verliet de familie Offeringa met hun drie kinderen Roelf, Anneke en Fety hun villa aan de Oosterstraat nr. 69 om zich te vestigen in Helpman te Groningen.
De plaats van het nieuwe bedrijf was goed gekozen. Aan de kade konden grote schepen afmeren. De gerst die werd aangevoerd kwam niet meer zoals voorheen van het Hogeland en het Oldambt maar werd via de beurs in Rotterdam aangevoerd; per spits (38 m lang) uit Frankrijk en per coaster uit heel Europa werd leeg gezogen hetgeen kostenbesparend was. In die jaren waren er zo'n dertig mensen bij Offeringa in dienst, die in drie ploegen werkten. Het bedrijf draaide continu 24 uur. Helaas kreeg de fabriek op de ochtend van 8 maart 1966 te maken met een grote brand, veroorzaakt door een ijzerdraad dat met de gerst in de pelmolen was terecht gekomen. Bij het herstellen werden de pelmolens zo opgesteld dat er meer ruimte ontstond. In de loop der jaren werd er voortdurend bijgebouwd en uitge­breid. Er kwamen loodsen bij en er verrees een mammoet graansilo voor een opslag van 10.000 ton graan, zodat de totale bergruimte op 30.000 ton kwam en een bebouwde oppervlakte van drie hectare. Nu wordt alle gerst met schepen van 1000 tot 1500 ton aan- en als gort afgevoerd. Offeringa's gortproducten fabriek BV. is heden de enige Nederlandse gortpellerij. De pakjes gort in de supermarkt worden gevuld bij Lassie met het product van Offeringa.
De binnenlandse consumptie is gering. Negentig procent is bestemd voor export. De fabriek is volledig geautomatiseerd.
Robots vullen zakken van 25 kilo, die automatisch worden dichtgenaaid en per band in containers gaan. De export gaat over de hele wereld: naar diverse Europese landen, Zuid-Amerika, Afrika en Azië. Wat in 1938 begon op de zolder van Westerhof is door Everhardus uitge­groeid tot een toonaangevend bedrijf op de wereldmarkt van gortproduc­ten. Everhardus overleed op 90-jarige leeftijd op 26 februari 2000.
Na zijn zoon Roelf, leidt kleinzoon Mattijn nu het bedrijf.

Bron: Jan S. Pater Digitaal dorp Warffum
www.warffum.com
1999-2004

Informatie van H.Noot, 12 februari 2005