Molen Stadsvuilwatermolen (3)/ Stadsbuitenwatermolen, Amsterdam

Amsterdam, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
Stadsvuilwatermolen (3)/ Stadsbuitenwatermolen
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
vuilwatermolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
06491 c
oude dbnr.
V7184
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 06491 c Stadsvuilwatermolen (3)/ Stadsbuitenwatermolen (Amsterdam)
deel onderstaande tekening

locatie

plaats
Amsterdam
plaatsaanduiding
Op de Kadijk bij de Oetewaler Sluis
gemeente
Amsterdam, Noord-Holland
streek
Amsterdam
geo positie
X: 123603, Y: 486647
N: 52.36681, O: 4.92623

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
verplaatst
geschiedenis
De kwaliteit van het water in de grachten heeft eeuwenlang zorgen gebaard. Teneinde hier verbetering in te brengen werden in 1650 buiten de Haarlemmerpoort drie watermolens gebouwd die het water uit een boezem moesten uitmalen in het IJ. Het water uit de grachten werd door sluizen of duikers geloosd in deze boezem. De molens bleken echter weinig uit te richten en werden in 1667 afgebroken.

In 1688 werd een nieuwe poging gewaagd door het bouwen van vier vuilwatermolens waarvan er twee dichtbij de oude plaats buiten de Haarlemmerpoort kwamen en twee aan het einde van de Nieuwe Vaart bij Zeeburg. Aangezien de laatstgenoemde molens een te grote boezem voor zich bleken te hebben, werden ze in 1759 verplaatst naar de Kadijk bij het Funen.

De in 1759 op het Funen gebouwde molens waren evenals de huidige korenmolen van het type stellingmolen; echter iets minder hoog dan De Gooyer. De stadswatermolens hadden een vierkante gemetselde voet van één verdieping waarbinnen het wateropvoerwerktuig, een scheprad, zich bevond.

Op de stadsvuilwatermolens aan het Funen werd in 1780 een proef genomen met een hellend scheprad volgens de uitvinding van A.G. Eckhardt, die daarvoor in mei 1771 octrooi had verkregen van de Staten van Holland en West-Friesland. In de buitenste molen was een hellend scheprad geplaatst, terwijl de binnenste het gewone verticale rad behouden had. Door de lector P. Steenstra en de philosophiae doctor B. Bosma werden, in tegenwoordigheid van Hermanus van Dijl en de landmeter Jan Bolten namens de gebroeders Eckhardt, proeven ter vergelijking van de capaciteit van beide molens genomen. In hoogte van opmaling presteerde de binnenste molen ruim een achtste meer dan de buitenste en hij maalde bovendien vijf enden meer. “Met betrekking tot de waterstaat der stad Amsterdam kon dus geen rapport van een eenparig erkende superioriteit van het hellende scheprad boven het ordinaire worden uitgebracht”, meenden Steenstra en Bosma. En dat moesten Van Dijl en Bolten toegeven, “al wezen zij thesaurieren erop, dat de molen met hellend scheprad op verre na zo vrij niet stond voor de wind als de andere molen”.

Cornelis van Doorn, meester timmerman en molenmakersbaas te Utrecht, verklaarde op 10 oktober 1808, dat deze molen 28 jaar had gemalen met hetzelfde scheprad, spoorwiel en wateras, terwijl een staand scheprad met zijn wateras iedere 10 à 15 jaar vernieuwd moest worden, zoals dikwijls ook het grote wiel. Blijkbaar was de tegenvallende werking van het hellend scheprad geen aanleiding geweest om dit weer te vervangen door een staand.
Ook toen konden de stadsvuilwatermolens maar weinig uitrichten voor de milieuhygiëne van de stad. De molens buiten de Haarlemmerpoort verdwenen door brand, respectievelijk afbraak in 1783. Besluit tot de afbraak van de stadsvuilwatermolens aan het Funen werd op 9 juli 1812 genomen door de Conseil Municipal.

De houten romp en kap van één van de stadswatermolens werden verkocht aan de Wassenaarsche polder onder Leimuiden, ter vervanging van een afgebrande molen. Toen die polder in 1880 overging op stoombemaling werden deze onderdelen nogmaals overgebracht, nu naar Heerenveen, waar ze gebruikt werden voor korenmolen De Volharding die tot 1933 heeft bestaan.

In 1811 was op korte afstand van De Gooyer begonnen met de bouw van een kazerne die na de Franse Tijd de naam ‘Oranje-Nassau’ kreeg. De molen ondervond veel windbelemmering van dit gebouw. De eigenaar richtte zich met een verzoek tot schadeloosstelling tot het stadsbestuur. Er werd hem, naast een bedrag als tegemoetkoming in de verplaatsingskosten, de gemetselde onderbouw van de buitenste stadswatermolen op het Funen aangeboden. In 1814 werd De Gooyer op dit onderstuk opgericht. De deuren en vensters van de onderste verdieping tonen nu grotendeels de indeling zoals die is weergegeven op oude tekeningen. Een venster aan de zuidzijde werd dichtgemetseld. Dit venster is oorspronkelijk waarschijnlijk een deur geweest. Sinds de verhoging heeft de dubbele deur aan de westzijde een halfronde ontlastingsboog, terwijl dat blijkens de tekeningen vóór 1814 een rechte hanekam was zoals die nog bij de vensters aanwezig is. Het rietgedekte deel van de stadsvuilwatermolen begon direct boven deze hanekammen. Daaruit blijkt dat de onderbouw met circa 3,50 m verhoogd moet zijn toen de korenmolen hier op werd geplaatst.
Blijkens oude foto’s was de opening waardoorheen het uitstromende water naar buiten kwam tot circa 1910 zichtbaar. Omstreeks dat jaar is deze uit het zicht verdwenen doordat het terrein werd opgehoogd. In de kruipruimte aan de noordzijde onder de molen.
Aanwijzingen in het metselwerk van de kelder doen vermoeden dat het gehele metselwerk van het hellend scheprad nog aanwezig is onder molen De Gooyer, verborgen onder zand en de keldervloer.

Deze gegevens zijn afkomstig uit diverse artikelen van mr. J.H. van den Hoek Ostende, en van een door mij verrichte bouwhistorische waarneming.

Nico Jurgens en H. van der Kaay, 25 januari 2008.

aanvullingen

trivia
INFO: AMSTELODAMUM 1978,nummer 1,pag.5-11. DE MOLENS VAN Amsterdam IOA,deel 1,mummer 74. Beide door J.H. van den HOEK OSTENDE.

afbeelding 2:
De Stadsvuilwatermolens aan het Funen
Het Funen gezien van de oever van de Nieuwe Vaart in noordwestelijke richting. Geheel links op de achtergrond de toren van de Oude Kerk en de Montelbaanstoren; daarnaast, meer op de voorgrond de binnenste en de buitenste vuilwatermolen met de Oosterkerk ertussen; rechts daarvan de lijnbanen van de Admiraliteit en de Oost-Indische Compagnie met rechts erachter het Oost-Indisch Zeemagazijn; uiterst rechts, op de voorgrond, het bolwerk Jaap Hannes. Techniek: potlood; pen in grijs; penseel in kleur.

datering: 1765
collectie: Eeghen, Van; tekeningen
vervaardiger: Spaan, Jan (tekenaar)

afbeelding 3:
Detail uit een ingekleurde anischtkaart van De Gooyer, omstreeks 1900.
Onder de molen is de achterwaterloop van de stadsvuilwatermolen zichtbaar.
De gemetselde onderbouw werd circa 3,50 m verhoogd