Molen van Kasteel Well, Well

Well, Limburg
v

korte karakteristiek

naam
Molen van Kasteel Well
modeltype
Ronde molen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
restant
adres
Kasteellaan 20,
5855 AE Well (L)
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
03908 b
oude dbnr.
V250
Meest recente aanpassing
| Adres
media-bestand
Molen 03908 b Molen van Kasteel Well (Well)
Foto: S. Boumans, 5 mei 2005

locatie

plaats
Well
plaatsaanduiding
Molenberg, achter het Kasteel Well
gemeente
Bergen, Limburg
streek
Noord-Limburg
geo positie
X: 203591, Y: 396181
N: 51.55248, O: 6.08781

constructie

modeltype
Ronde molen
krachtbron
wind
functie
romp
cilindrische bovenkruier
inrichting

n.v.t., ruïne

plaats bediening
bediening kruiwerk
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
restant
bouwjaar
verdwenen
geen molen meer
geschiedenis

Tussen de eigenaars van een aantal torenmolens zijn duidelijke genealogische verbanden aan te tonen.

1. Robrecht van Grevenbroek, zoon van Jan van Grevenbroek (leefde van ongeveer 1360 tot 1427) en Elisabeth Dickbier was getrouwd met Johanna van Arendael, dochter van Roelman en Aleijdis van den Berg, kasteelheren van Well.

De torenmolens van 'van Well' bij Venlo, de torenmolen van Betekom en de torenmolen van Walbeck bij Venlo hadden via hun eigenaars uit de 16e eeuw een familieband met de heren van Grevenbroek.

Hendrik van Grevenbroek, broer van Robrecht, was getrouwd met Katharina van Kersbeke, dochter van Jan en Margrete van Bisdomme, eigenaars van Betekom.

In het Gelderse Walbeck (15 km ten oosten van Venlo) regeerde de familie Schenck van Nydeggen die langs moederszijde verwant was met de heren van Well.
-----

De Staatse bezetting van het kasteel had na de vernieling van de standaardmolen door de Spanjaarden geen molen meer tot hun beschikking.
Ze bouwden daarom de bestaande toren op de westhoek tussen de binnen- en de buitengracht van het kasteel om tot een molen.
Kastelen waren vroeger niet door bomen omringd zoals later het geval was toen zij een woonfunctie kregen.
Op 25 juni 1586 belegerden de Spanjaarden op hun beurt het kasteel, waarbij de bevelhebber het geschut vooral op de torenmolen liet richten.
Een dag later gaf de bezetting zich reeds over. Hoewel de Spanjaarden het kasteel in 1589 grotendeels verwoestten, zodat het niet meer als versterking kon worden gebruikt, werd de molen verder ongemoeid gelaten. Later werd hij verbouwd en kreeg een borstwering.

De gehele opbouw, indeling, plaats van de vensters en deur, alsmede de aanwezigheid van ingemetselde blokkelen, waarop de kruiring van de kap rustte, wijzen op de functie van de toren als molen.
De molen moet een hoogte van ongeveer 12 m hebben gehad en een vlucht van ongeveer 23 m. De inwendige middellijn tot op de hoogte van de steenzolder bedroeg 5 m en de muurdikte 1,50 m, de middellijn op de steenzolder 5,30 m en de muurdikte 1,40 m.
De maalzolder was bereikbaar via een buitentrap langs de molen. Zoals bij oude torenmolens gebruikelijk, was de kapzolder tevens steenzolder.
Het aswiel dreef rechtstreeks het rondsel op het staakijzer van het ene koppel stenen aan, dat in het midden van de steenzolder lag.

Onder de voet werd later een toogvormige ingang gemetseld en onderin de molen een diepe put. Verder waren er nog twee overwelfde kelders of gangen met een berg van opgeworpen aarde, die toegang tot de toren gaf.

Men heeft zich steeds afgevraagd of de oude torenmolens uitsluitend voor maaldoeleinden werden gebouwd of ook voor andere doeleinden, zoals wacht-, verdedigings-, of vluchttoren. Gelet op de standplaatsen hoeft de bouw van een torenmolen, waarvoor door de landheer toestemming werd verleend, het gebruik bijvoorbeeld als wacht- of verdedigingstoren niet uit te sluiten.
Torenmolens werden evenals andere korenmolens, standaardmolens in vroeger tijden, voornamelijk bij een kruispunt van wegen of bij een grote weg gebouwd.
Zij stonden in het vlakke open veld of op een natuurlijke verhoging.
Zonder uitzondering waren de torenmolens oorspronkelijk met een binnenkrui-inrichting uitgevoerd, waarvoor de voorzieningen bovenin de toren waren gemetseld. De molen had derhalve geen staart.
De zware eenvoudige cilindrische bouw was in de 15e, 16e en 17e eeuw gebruikelijk voor torens en kon de tijd en menige aanval trotseren.
De dikke muren, waarin zoals bij de molen van Gronsveld de trappen zijn gemetseld, en de stookplaatsen of haarden met een gunstig liggende mogelijkheid voor de afvoer van rook, zijn aanwijzingen dat op een mogelijk langdurig verblijf van personen in koude jaargetijden werd gerekend, een verblijf dat voldoende bescherming bood.
Noodzakelijk waren een proviandkelder en een waterbergplaats. In een korenmolen zijn de hierboven genoemde voorzieningen volkomen overbodig.

De kleine daglichtopeningen en de spleetvormige openingen in de romp gaven de wachters in troebele tijden voldoende uitzicht op de omgeving en boden zonodig de mogelijkheid gebruik te maken van handvuurwapens. Een musketschot of een schot uit een roer had een draagwijdte van ongeveer 200 m, de trefkans was echter kleiner.
In rustige tijden kon de molen als banmolen door de Heer worden verpacht. Een functie als verdedigingstoren was mogelijk als de toren deel uitmaakte van een versterking, zoals stadsmuren. Ook de torenmolen van Well heeft bij de belegering van het kasteel een verdedigende functie gehad. De torens waren destijds, evenals de rondelen en de stadsmuren, niet bestand tegen het geschut dat bij de belegering werd gebruikt. 

Een functie als kruittoren is voor een op een open terrein staande torenmolen niet aannemelijk. Zodra de toren door de belegeraars was ingesloten, was hij niet meer beschikbaar voor de kruitvoorziening van de verdedigers elders. De belegeraars konden zich op hun beurt van het kostbare kruit meester maken. In een stadskruittoren lag het kruit langdurig in vaten opgeslagen, zodat de toren bezwaarlijk als windmolen kon worden gebruikt.
In troebele tijden kan een torenmolen ook als vluchttoren dienst hebben gedaan voor de bewoners in de naaste omgeving, al zijn daarvoor in Nederland geen directe aanwijzingen.

Ook gedurende de Tweede Wereldoorlog werden stenen molens staande in het frontgebied door Duitse en geallieerde soldaten als uitkijkpost gebruikt. Sommige molens, die op strategische punten stonden, werden door Duitse eenheden in staat van verdediging gebracht.

Bron: onbekend.

nog waarneembaar

aanvullingen

wetenswaardigheden

De romp is gebouwd met moppen van het formaat 28,5 x 14 x 7 cm. Deze maat werd standaard gebruikt in de vijftiende eeuw. De maalzolder lag op 4,75 meter en de kap- en steenzolder op 7,12 meter. Opvallend is dat er geen sporen van klossen met ogen voor de kruikettingen te vinden zijn. 
De molen is gezien de verhoudingen van de zolders en de hoogte van de romp volgens Anton Sipman oorspronkelijk een grondzeiler geweest. 
Bron: Molenbouw, Anton Sipman. 
Rob Pols

trivia

Dat het aangegeven steenformaat in de 15e eeuw standaard werd toegepast is volstrekt onjuist. Ik zou een lange lijst kunnen samenstellen van gebouwen uit die tijd die in heel andere baksteenformaten zijn uitgevoerd. Heel karakteristiek is echter het metselverband, het zgn. Vlaams verband. Dit wijst wel op een vroege bouwtijd, omdat het na 1450 nog sporadisch werd toegepast. 
Dick Zweers (bouwhistoricus), 19 april 2005.