Molen De Twee Gebroeders, Zaandam-Oost

Zaandam-Oost, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Twee Gebroeders
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
pelmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
01086 a
oude dbnr.
V2261
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 01086 a De Twee Gebroeders (Zaandam-Oost)
Foto: collectie Joram Wijling

locatie

plaats
Zaandam-Oost
plaatsaanduiding
westelijk van het einde van de Gouw, ten zuiden van de Kalverkerk
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
streek
Zaanstreek
kadastrale aanduiding 1811-1832
Zaandam B (1) 87 Thijs Nomen, koopman
geo positie
X: 117179, Y: 497940
N: 52.46790, O: 4.83064

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
als gerstpelmolen. Hij bezat drie pelstenen, een luierij, later schepperij, twee harpen, een sleperij en een waaierij
versieringen
Aan het dak van de hut was een bord bevestigd met daarop de naam van de molen geschilderd.
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
bovenas
fabrikant asnummer fabricagejaar jaar gestoken jaar verdwenen lengte
media-bestand
As 483, De Prins van Oranje
De Prins van Oranje
✉︎ 483 1867 1867 1897 05,60
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
verplaatst
geschiedenis
Op 9 september 1751 verbrandde de oud molen De Reiger. De gebroeders Duijn besloten om de molen te laten herbouwen. In 1752 verrees op het molenerf van De Reiger een nagelnieuwe pelmolen die de naam De Twee Gebroeders ontving, naar de twee broers Duijn. De namen De Reiger en De Kwak raakten allebei in de vergetelheid, iets wat niet strookt met de Zaanse gewoonte. Meestal bleven de namen van voorgangers en of bij- en scheldnamen de desbetreffende molen haar hele bestaan achtervolgen.

De nieuwe molen behoorde tot de zogenaamd kapitale pelmolens. De molen was aan weerzijden voorzien van twee houten schuren, het zwaar gebouwde achtkant van de molen rees boven de nok van deze schuren uit. De molen bezat een vlucht van ongeveer 24 meter en was wat betreft inrichting uniek. De Twee Gebroeders bezat nl. drie pelstenen. Vrijwel alle andere Zaanse pelmolens moesten het met twee pelstenen doen. De enige andere Zaanse molen die deze inrichting bezat was De Jonge Prinses aan de Kalverringdijk.
Op 27 juni 1752 werd een nieuwe windbrief verstrekt aan Claas Adriaansz. Duijn. Voor de nieuwe molen moest jaarlijks ƒ 8 worden betaald aan windgeld. Dit zal de reden zijn geweest dat de windbrief van De Reiger kwam te vervallen.

Het was de firma Duijn de afgelopen jaren behoorlijk voor de wind gegaan. Naast De Twee Gebroeders, waren de beide broers actief met de in 1742 nieuw gebouwde pelmolen De Duinmeijer en De Jonge Abraham. Verder zijn zij korte tijd actief geweest met de pelmolens De Stijfselbak, De Boerenjonker, De Uil en De Virgilius.
Jan Adriaansz. Duijn stierf in 1759. Zijn weduwe zette toen de zaken voort met De Jonge Abraham onder de firmanaam Weduwe Jan Duyn & Zoon. Claas Duijn bleef met De Twee Gebroeders werken.

Op 4 september 1783 werd De Twee Gebroeders opnieuw tegen brand verzekerd. De verzekerde waarde van de molen werd toen op ƒ 6000 gesteld. De molen was toen het eigendom van Adriaan Jansz. Duijn en Claas Adriaansz. Duijn.
Claas Duijn stierf in 1788. Zijn aandeel in De Twee Gebroeders kwam toen in bezit van zijn eerder genoemde neef, Adriaan Jansz. Duijn. De waarde van het halve aandeel van Claas Duijn bedroeg toen ƒ 3800. De pellers-activiteiten van Adriaan Duijn duurden echter maar kort. Op 7 april 1790 werd de zaak van Duijn geliquideerd en verkocht hij zijn twee molens voor ƒ 13.000 aan de firma Pieter Fransz. Dekker & Zn.

De firma Dekker schijnt niet veel last gehad te hebben van de economische malaise die er aan het einde van de achttiende eeuw in de pellerij heerste, anders zouden zij nooit zo’n grote investering hebben gedaan. Pieter Dekker werkte maar kort met De Twee Gebroeders. Op 14 maart 1797 verkocht hij de molen voor ƒ 4000 aan Thijs Jansz Noomen (1760-1844).

De Twee Gebroeders kwam zonder kleerscheuren door de Franse periode heen. In 1810 breidde Noomen de zaken uit met de aankoop van de iets zuidelijker staande pelmolen De Sint Pieter. Met deze molen bleef hij tot 1825 werken, daarna verkocht hij De Sint Pieter aan zijn zoon Jan Tijsz Noomen (1793-1834). Acht jaar later, op 30 mei 1833, verwierf Jan Noomen voor ƒ 5000 ook De Twee Gebroeders van zijn vader.
Na de dood van Jan Noomen in 1854 werd De Twee Gebroeders toebedeeld aan zijn weduwe Trijntje Lijnen, die de molen op haar beurt doorverkocht aan haar zoon Gerrit Jansz. Noomen. Deze had schijnbaar geen interesse in de pellerij, want op 23 mei 1855 bood hij de molen te koop aan: "De kapitale, hechten, sterken, en uitmuntend ingerigten Pelmolen genaamd De Twee Gebroeders." Koper van de molen werd voor ƒ 11.250 de Zaandammer houthandelaar Cornelis van de Stadt.

Cornelis van de Stadt, geboren in 1793, was de derde zoon van Engel van de Stadt, een van de grootste houthandelaren in de Zaanstreek in die tijd. Op zijn hoogtepunt werkte hij met ruim 6 zaagmolens. De meeste van die molens stonden in het Oostzijderveld van Zaandam.
In 1814 traden de beide zoons van Engel van de Stadt, Cornelis en Huybert van de Stadt toe tot de onderneming van hun vader. Vanaf toen werd er gewerkt onder de firmanaam Engel van de Stadt & Zoonen.
In 1819 stierf Engel van de Stadt op 72-jarige leeftijd. Zijn bezit werd verdeeld onder zijn beide zonen, zij hielden vanaf toen de firma gaande.
De zaken gingen de beide broers voor de wind. Zo vond er in 1825 een grote uitbreiding plaats met de overname van drie molens van de Zaandammer houthandelaar Dirk Dekker. Dit waren de beide paltrokken De Stuurman/ Het Vergulde Hert en De Boendermaker en de bovenkruier Het Bruine Schaap.

In 1828 besloten de beide broers om hun vennootschap te beëindigen en ging ieder voor zichzelf beginnen. Op 1 januari 1828 werden de gezamenlijke bezittingen bij notaris Dozy in Zaandam verdeeld.
Huybert van de Stadt kreeg de volgende bezittingen toebedeeld: de twee bovenkruiers De Bakker en De Jonge Beer, de paltrok De Engel en de pelmolen De Bootsman.
Cornelis van de Stadt kreeg de Westzaandammer paltrok De Witte Ster, de bovenkruier Het Bruine Schaap en de paltrokken De Huisman, Het Vergulde Hert en De Boendermaker. Verder bleef Cornelis van de Stadt actief onder de oude firmanaam.

Ondanks enkele moeilijke jaren gelukte het Cornelis van de Stadt om een bloeiend bedrijf op te bouwen, wat in omvang groter was dan dat van zijn vader. In 1838 liet hij een geheel nieuwe zaagmolen bouwen die de naam De Vrede kreeg en in 1845 voegde Van de Stadt de paltrok De Jonge Arnoldus nog toe aan zijn bezit.
In de daarop volgende jaren deed Cornelis van de Stadt zijn bezit langzamerhand over aan zijn zoons (hij had er 10). Zo kregen (kochten) in 1842 de twee oudste zoons van Cornelis, Engel en Cornelis jr., de zaagmolens De Witte Ster en Het Bruine Schaap van hun vader.
Cornelis van de Stadt heeft De Twee Gebroeders in beheer gegeven aan zijn een na jongste zoon, Augustinus Aemilius Cornelis van de Stadt, kortweg Gus genoemd. Zo kon deze zich gaan voorbereiden op zijn toekomst.
Cornelis van de Stadt stierf op 16 juni 1857 op 63 jarige leeftijd. Op 29 december 1858 werd zijn boedelscheiding opgemaakt, waarbij De Twee Gebroeders, die op ƒ 11.000 was getaxeerd, toekwam aan Gus van de Stadt.

Gus van de Stadt werd niet oud, hij overleed kinderloos op 13 augustus 1862 en was 28 jaar oud.
Op 25 oktober van dat jaar lieten zijn broers De Twee Gebroeders veilen. De nieuwe eigenaar werd de Wormerveerder pellerbaas Jan Barendsz. Aten. Hij betaalde ƒ 9050 voor de molen.
Begin 1863 liet Jan Aten de molen verzekeren bij de collectieve brandverzekering Het Papiermakerscontract. De verzekerde waarde van de molen bedroeg toen ƒ 10.000. In 1878 liet hij deze waarde optrekken naar ƒ 14.000, mogelijk waren er toen belangrijke vernieuwingen aan het binnenwerk uitgevoerd.
Jan Aten stierf op 28 december 1889. Zijn weduwe Jannetje Honigh zette toen de pellersfirma samen met haar voort.

Tegen het einde van de negentiende eeuw waren de laatste gerstpelmolens op hun retour. In 1893 nam de firma Gebroeders Laan uit Wormerveer de eerste stoomgortpellerij in bedrijf. Na aanvankelijk wat aanloop-problemen te hebben gekend, draaide De Mercurius tegen het einde van de negentiende eeuw op volle toeren.
Hierdoor was het al snel gedaan met het pellen van gerst op windkracht.

Ook de firma Aten zag het einde van de gerstpellerij naderen. Op 30 oktober 1897 schreef Barend Aten het volgende aan het bestuur van het Papiermakerscontract, "Aangezien de pelmolen De Twee Gebroeders te Zaandam-Oost buiten werking gesteld is, zoo verzoek ik U bij deze, mijn deelneming ad. ƒ 12.000 zoo spoedig mogelijk, als U kan den volgenden week, te royeeren."
Op 6 november werd de brandverzekering geannuleerd en enkele dagen later werd de molen verkocht aan de Koger schildersbaas Dirk Klaasz. Baas. Hij kocht de grote pelmolen voor het schamele bedrag van ƒ 1800. Enkele dagen later deed Baas de molen over aan de Alphense molenaar Matthijs Dam. Deze liet de molen nog voor de jaarwisseling afbreken en bracht hem over naar het Zuid-Hollandse Alphen aan de Rijn. Aldaar werd de molen herbouwd als korenmolen en kreeg hij de naam De Eendracht. De molen is daar tot op de dag van vandaag nog aanwezig.
(meer info op www.duizendzaansemolen.nl)

Bronnen:
- “Brandkroniek, vanaf 1656 tot september 1906” N. van Pomeren 1906 blz. 7
- “de Zaende” 2e jaargang 1947 blz. 136
- “Engel van de Stadt, zijn voor en nageslacht” Dr. S. Hart 1951 blz. 245-247
- “Duizend Zaanse Molens” P. Boorsma 1968 blz. 125
- “Zaanse Windmolens” P. Boorsma 1939 blz. 50-51
- www.duizendzaansemolen.nl R. Couwenhoven
- “Ontheemde Zaanse molens” A.M.H. Smit 2005 blz. 64-66
F. Rol, Zaandijk
-----

De molen werd op 5 mei 1898 opgeleverd in Alphen aan den Rijn.
Bjorn Jannink, 14 nov. 2017.

aanvullingen

trivia
In de nieuwbouwwijk Plan Kalf is een straat naar deze molen vernoemd. Deze ligt iets ten noordwesten van het voormalige molenerf.
-----

Deze molen had een voorganger, genaamd De Reiger alias De Quak, die in het Oostzijderveld aan het einde en ten westen van de Gouw stond.
In de op 14 december 1697 aan Albert Simonsz. verstrekte windbrief stond hij omschreven als een pel- tabaks en slijpmolen. De Reiger, die later in rederij werd gedreven, brandde op 9 september 1751 tot de grond toe af. Op dezelfde plaats werd een nieuwe en veel zwardere pelmolen gebouwd die, tegen de gewoonte in, niet naar zijn verbrande voorganger werd vernoemd. Hij kreeg de naam De Twee Gebroeders naar de broers Jan en Claes Duijn die ieder voor de helft eigenaar waren van de nieuwe molen.
De windbrief werd op 27 juni 1752 ten name van Claes Adriaansz. Duijn afgegeven.
De Broeders, zoals de molen meestal kortweg werd aangeduid, kon als een van de weinige Zaanse pelmolens bij voldoende wind met drie stenen tegelijk pellen.
Hij was in het assurantiecontract van 4 september 1783 met 6000 gulden de hoogst verzekerde pelmolen.
De lading was hetzelfde jaar voor 5000 gulden verzekerd.
Na het overlijden van Claes werd diens aandeel op 31 januari 1788 voor het getaxeerde bedrag van 3800 gulden toebedeeld aan zijn neef Adriaan Duijn Jansz.
Die zette het pelderswerk tot 7 april 1790 voort en verkocht toen De Twee Gebroeders samen met de eveneens in zijn bezit zijnde pelmolen De Abraham voor 1300 gulden aan Pieter Fransz. Dekker & Zoon.
Op 14 maart 1797 verkocht Pieter Dekker De Twee Gebroeders voor 4000 gulden aan Thijs Jansz. Nomen.
Die loodste de molen, samen met de door hem in 1810 verworven pelmolen De Sint Pieter door de moeilijke Franse periode. Nog bij zijn leven, op 30 mei 1833, deed hij De Twee Gebroeders voor 5000 gulden over aan zijn zoon Jan Tijsz. Noomen.
Na het overlijden van Jan Tijszoon verkocht diens weduwe, Trijntje Lijnen, de pelmolen op 25 maart 1854 aan haar zoon Gerrit Noomen Jansz. Die had kennelijk geen ambitie in het peldersvak want hij liet ruim een jaar later, op zaterdag 12 mei 1855, in het "Gebouw der Koornbeurs" aan de Oostzijdam te Zaandam de Twee Gebroeders.
Na gedane opbod en afslag werd Cornelis van de Stadt voor 10.800 gulden eigenaar van de molen en voor 450 gulden van het gereedschap en de losse goederen.
De kooppenningen dienden "in grof zilvergeld alhier gangbaar of in deugdelijke Nederlandsche munt of bankbiljetten" betaald te worden.
Op 29 december 1858 werd bij een boedelscheiding molen De Twee Gebroeders getaxeerd op 11.000 gulden en voor dat bedrag toebedeeld aan Augustinus Aemilius Cornelis van de Stadt.
Die overleed op 13 augustus 1862 waarna op 25 oktober van dat jaar de pelmolen in Het Beursgebouw te Zaandam werd geveild.
Jan Aten Barendsz. uit Wormerveer was met 8.800 gulden de hoogste bieder en met bijbetaling van 250 gulden voor de losse goederen werd hij de nieuwe eigenaar.
Aten verzekerde datzelfde jaar zijn molen voor 10.000 gulden.
Hij verhoogde dit bedrag in 1878 tot 14.000 gulden maar moest in 1885 accepteren dat door de collectieve verlaging van de verzekerde molens het bedrag werd teruggebracht naar 12.000 gulden.
Na het overlijden van Jan Aten in 1889 werd de molen toebedeeld aan zijn weduwe Jannetje Honigh.
Namens haar schreef de zoon B.J.Aten op 30 oktober 1897 aan het bestuur van het brandassurantiecontract: " Aangezien de pelmolen De Twee Gebroeders Zaandam buiten werking is gesteld, zoo verzoek ik U bij deze, mijn deelneming ad. 12.000 gulden zoo spoedig mogelijk, als U kan den volgenden week, te royeeren".
Op 6 november 1897 was de molen uit de verzekering en werd hij voor 1800 gulden via Dirk Baas Klassz. uit Koog a/d Zaan voor afbraak en overplaatsing verkocht.
jnjv, bron; Ontheemde Zaansche Molens.