Molen Het Oosterkattegat, Zaandam-Oost

Zaandam-Oost, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
Het Oosterkattegat
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
zaagmolen, oliemolen, verfmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
04911 v
oude dbnr.
V1783
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 04911 v Het Oosterkattegat (Zaandam-Oost)
Foto: ansichtkaart nr. 29 (Uitg. K. Tanger)

locatie

plaats
Zaandam-Oost
plaatsaanduiding
Ten westen van de Zuiddijk, buitendijks, ten noorden van de Hanenpadsluis.
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
streek
Zaanstreek
kadastrale aanduiding 1811-1832
Zaandam D (1) 893 Eli Mersch, koopman
geo positie
X: 117345, Y: 494061
N: 52.43305, O: 4.83352

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
Aanvankelijk balkenzager. Als oliemolen bezat Het Oosterkattegat een enkel en een dubbel oliewerk. Als verfmolen was hij uitgerust met in ieder geval twee koppel kantstenen met bijbehorende buulkisten en een stamperij voor amaril.
versieringen
Op de kopse kant van de beide schuren hing een naambord met daarop de molennaam.
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
gesloopt
geschiedenis
De zware zaagmolen Het Oosterkattegat werd gebouwd in 1693 door Huybert Hendricksz. Kat. Op 4 oktober van dat jaar verkocht de Zaandammer notaris Johan van der Stengh, 2 1/26e parten in “de nieuwe balcksagersmolen, gelegen op ’t Oosterkattegat, belent ten oosten de Hooghe Seedijck.” De molen werd dus vanaf het begin al in een partenrederij gerund. Ieder part vertegenwoordigde een waarde van Fl.100,-. De windbrief voor de molen kwam na de bouw, op 18 februari 1694. Huybert Kat moest echter al vanaf 28 oktober 1693 het windgeld betalen, een bedrag van Fl.8,00 per jaar.
Het Oosterkattegat was buitendijks gebouwd. De molen stond, zoals op foto’s is te zien, zeer hoog op zijn penanten. Dit was nodig voor het toen heersende tij in de Zaan, die in verbinding stond met het toen nog open Y.
Huybert Kat liet Het Oosterkattegat op 30 mei 1695 tegen brand verzekeren in een assurantiecontract. De verzekerde waarde van de molen bedroeg toen Fl.3000,-, een fors bedrag in die tijd. Maar de molen behoorde dan ook tot de grotere zaagmolens.
In de jaren na de bouw van de molen begon er een levendige handel in de parten van Het Oosterkattegat. Hierbij steeg de waarde van deze aandelen al snel. Zo verkocht Eytje Jans in 1698 een vierentwintigste part voor Fl.360,- aan Tardus Laguart. In dat jaar verkreeg Huybert Kat ook nog enkele aandelen in de molen die hij zelf had laten bouwen.
Hoe lang Kat met Het Oosterkattegat bleef werken is niet bekend. Omstreeks 1720 kwam de molen in bezit van Jan Symonsz. Droog. Hij liet de molen op 5 juni 1723 tegen brand verzekeren, de verzekerde waarde bedroeg nog steeds Fl.3000,-. In 1728 stierf Jan Droog, waarna de molen overging naar zijn zoon Sijmon Jansz. Droog.
In 1736 werd door enkele Zaandammers de volgende verklaring afgelegd bij notaris Hondius, “…dat sij 22 october sich bevonden op de nieuwe sluijs (=Hanenpadsluis) tot Oost Zaandam, alwaar diestijds ook present was eene Jan Mart, inde wandeling genoemt Jan Pietersz. Kas, dat zij deposanten den voornoemden Jan Pietersz. Kas hebben hooren seggen, dat hij den houtzaagers moolen genaempt het Ooster Cattegat, staande tot Oostzaandam op de Zuijtdijk bij de voornoemde sluijs zouw in brant steeken....” Jan Pietersz. Kas was dus schijnbaar op een minder leuke manier in aanraking geweest met de molen of een van diens eigenaars. Het bleef echter bij woorden, Jan Kas is zijn belofte nooit nagekomen.
In het midden van de achttiende eeuw ging het zeer slecht met de houtzagerij in de Zaanstreek. Doordat de Engelsen omstreeks 1740 zeer hoge invoerrechten gingen berekenen voor bewerkt hout, was het niet meer lonend om gezaagd hout naar Engeland te exporteren. Toen 12 jaar later ook nog eens een invoerverbod van gezaagd hout naar de Zuidelijke Nederlanden werd aangekondigd, betekende dit de doodsklap voor de wagenschotzagerij. De balkenzagerij wist zich naderhand te herstellen van deze klap. Binnen een tijdsbestek van 30 jaar verdwenen er meer dan 100 houtzaagmolens uit de Zaanstreek.
Ook Simon Jansz. Droog moest het bijltje er bij neergooien. Hij bleef tot 1743 actief met de molen. In januari van dat jaar annuleerde hij de brandverzekering en verkocht de molen aan Claes Kuijper en Claas Taan. Deze beide heren lieten Het Oosterkattegat verbouwen tot oliemolen. Tegelijkertijd verzekerden zij de molen bij de collectieve brandverzekering het Olieslagerscontract. De verzekerde waarde van Het Oosterkattegat werd toen op Fl.3500,- gesteld. Bij brand kregen de eigenaars van de molen, Fl.50,- van iedere deelnemer uitgekeerd. Dit bedrag laat zien dat Het Oosterkattegat een dubbel oliewerk bevatte. Later werd hier nog een enkel werk bijgeplaatst.
Claes Kuijper werkte vrij lang met de molen. Later nam hij ook het aandeel van Taan over, zodat de gehele molen zijn eigendom werd. In 1773 ging de zoon van Claes Kuijper, Hendrik Kuijper, werken met de molen. Vanaf toen werd er gewerkt onder de firmanaam Hendrik Kuijper & Zn. De molen bleef echter eigendom van vader Kuijper. Deze stierf in 1809 en moest dus hoogbejaard zijn geweest. De molen zelf kwam toen in zijn geheel in handen van Hendrik Kuijper. Echter op 11 december 1810 deed hij de molen voor Fl.3800,- over aan de Amsterdammer koopman Leonardus van Rijn.
Van Rijn bleef niet lang actief met Het Oosterkattegat. In oktober 1814 verkocht hij de molen aan Elie Merz. Deze zou op zijn beurt vrij lang met de molen blijven werken. Merz hield Het Oosterkattegat tot 1832 in bedrijf, daarna kwam de molen stil te staan.
Op 24 november van dat jaar werd Het Oosterkattegat gekocht door de Oostzaandammer houtzager Cornelis van de Stadt, hij betaalde Merz een bedrag van Fl.7200,- voor de molen. De molen werd bij de veiling als volgt beschreven, “Een capitale hegte sterke olijmolen, met 2 werken, zijnde een dubbel en enkel werk, genaamd het Ooster Kattegat.”
Van de Stadt ging niet zelf met de molen werken, maar kocht hem voor zijn zoon Adriaan van de Stadt, zodat deze een toekomst buiten de houtzagerij kon opbouwen. Toen Adriaan van de Stadt in 1842 meerderjarig werd, dat was vroeger op 25 jarige leeftijd, nam hij de molen over van zijn vader voor het hetzelfde bedrag waar deze hem 10 jaar eerder voor had gekocht. Vanaf toen werkte Van de Stadt volledig zelfstandig.
Toen een jaar later zijn schoonvader Evert Smit overleed, kreeg hij uit diens boedel de Oostzaandammer oliemolens De Oude Dekker en De Koe toebedeeld.
Ten slotte breidde Adriaan van de Stadt zijn bezit nog verder uit met de aankoop van De Vier Heemskinderen, ook een oliemolen in Zaandam-Oost. Deze molen kwam voor Fl.4500,- in zijn bezit.
Ondanks de snelle groei van zijn molenbezit ging het Adriaan van de Stadt niet voor de wind. In 1847 moest hij noodgedwongen zijn bedrijf liquideren. Hij had grote verliezen geleden bij het speculeren in olie en aanverwante artikelen.
Op 29 juli 1847 werd zijn gehele bezit geveild. Het Oosterkattegat kwam toen voor Fl.5300,- in handen van Jan Hondius. Deze werkte tot omstreeks 1854 met de molen.
In 1855 verkochten de erfgenamen van Jan Hondius Het Oosterkattegat aan de firma Heyme Vis & Zoonen.
De firma Heyme Vis was een zeer oude Zaanse firma die verfstoffen bewerkte en verhandelde. De oorsprong van de firma lag in 1643, toen Adriaan van Someren een verfmolen aan de Kalverringdijk stichtte, de voorganger van de oliemolen De Kat. Van Someren was een der voorzaten van de familie Vis.
In 1855 was de firma Vis actief met de volgende verfmolens, De Duinjager, De Stijfselbak en De Pauwin in Zaandam-Oost en ’t Spinbol in Assendelft. De laatstgenoemde molen ging op 18 april 1855 door brand verloren, zodat de firma Vis om een nieuwe molen verlegen zat. Met de aankoop van Het Oosterkattegat werd het gemis van ’t Spinbol opgevangen. Na aankoop van de molen vond er een grote verbouwing plaats.
Het oliewerk van Het Oosterkattegat werd verwijderd en de molen kreeg een gaande werk voor het vermalen van droge verfstoffen. Dit zal vermoedelijk hebben bestaan uit drie koppel kantstenen met bijbehorende buulkisten en een stamperij.
In 1869 verbrandde De Stijfselbak. Deze gewezen pelmolen was door de firma Vis in 1826 gekocht en ingericht als verfhoutmolen. Toen deze molen dan ook verbrandde, betekende dit dat men in een klap zonder dit type molen zat.
De productie van verfhout werd voorlopig even bij collega’s ondergebracht, waarna de firma Vis haar plannen voor de toekomst uiteen kon zetten.
Het bouwen van nieuwe industriemolens gebeurde in deze tijd niet meer en dus werd er al vlug besloten tot de bouw van een stoomfabriek.
Op 21 april 1870 werd de eerste steen gelegd voor de stoom verfhoutmalerij De Vooruitgang. Voor de locatie van de nieuwe fabriek werd gekozen voor de Oostzijde van Zaandam, aan weg en Zaan, ten noorden van de verfmolen De Pauwin. De Vooruitgang was de eerste stoom-verfhoutmalerij in de Zaanstreek, hij zou ook de enige blijven. Het interieur van de fabriek verschilde niet van de windmolens, er werd met kantstenen en platte stenen gewerkt.
Tegen het einde van de negentiende eeuw werden de plantaardige verfstoffen vervangen door chemische varianten. Binnen een zeer korte tijd behoorde het vermalen van het verfhout tot het verleden. De firma Vis ging zich toen alleen nog toeleggen op de andere tak van de verfindustrie, het vermalen van mineralen tot poeder. De Vooruitgang werd verbouwd van verfhoutmalerij tot pigmentmalerij. Daarbij kreeg de fabriek ook een installatie voor de verwerking van amaril.
Met de verandering van de productie in De Vooruitgang was het lot van de windmolens snel bezegeld. De eerste molen die moest verdwijnen was Het Oosterkattegat. In juni 1896 werd begonnen met de afbraak van de molen.
In het Zaanlandsch Nieuw- en Advertentieblad van 19 juni 1896 werd de volgende advertentie opgenomen, “Openbare vrijwillige verkooping te Zaandam, op woensdag 24 juni 1896, des voormiddags ten 10 ure, op de werf van den gesloopten verfmolen “het Kattegat” aan den Zuiddijk, ten overstaan van den Deurwaarder A. J. C. van Dalsum, om contant geld, van een aanzienlijk partij afbraak van gezegden molen, bestaande in: Zware en lichte balken, ribhout, vloer- en weegdeelen, latten, een groote hoeveelheid brandhout, eene groote partij dekriet, 1 stel kantsteenen met legger en raam, 1 compleete stamper, metselsteenen, enz. enz.
De goederen zijn daags voor en op den verkoopdag op gemeld terrein gekaveld te bezichtigen.”

Het Oosterkattegat verdween dus in 1896 door sloop en niet in 1898 zoals zoveel geschreven is. Een gedeelte van zijn binnenwerk werd geplaatst in De Vooruitgang. Op het erf van de gesloopte molen werd een scheepshelling gebouwd. In 2001 zijn de gebouwen van deze scheepswerf gesloopt en is het terrein gevlakt.

In 1903 werd De Pauwin door de firma Vis voor sloop verkocht. Drie jaar later stichtte de firma Vis een nieuwe fabriek, De Rembrandt. Deze werd ingericht voor de productie van natte verven.
In 1909 werd de laatste windmolen, De Duinjager, afgestoten. Hiermee kwam een einde aan meer dan tweehonderd jaar verfmalen op windkracht door de firma Vis.
Het malen van droge verfstoffen in De Vooruitgang duurde tot 1928. Toen werd de gehele fabriek verkocht aan de naastgelegen firma Kamphuys, de eigenaar van het grote pellerijcomplex De Phenix. De opstallen van de fabriek werden toen gesloopt, waarna Kamphuys kon uitbreiden. De kantstenen van Het Oosterkattegat vonden een nieuwe bestemming in de, aan de Kalverringdijk staande, oliemolen De Os. Tot de dag van vandaag zijn zij daar nog te vinden.

In 1924 kreeg de firma Heyme Vis een zware klap te voorduren. In de nacht van 22 op 23 november brandde De Rembrandt geheel af. Na veel vieren en vijven werd besloten om de fabriek te herbouwen. In 1928 werd de productie van droge verfstoffen en amaril gestaakt. Veel pigmenten werden toen al via chemische methodes verkregen en het malen van aardverven raakte uit de mode.
In 1960 liep het verhaal af. De firma N.V. Heyme Vis & Zoonen werd in dat jaar geliquideerd. De fabrieksopstallen van De Rembrandt kwamen naderhand in bezit van Het Zaansch Veem. Een firma die allerlei goederen opsloeg. Omstreeks 1975 verlieten zij De Rembrandt, waarna de fabriek in 1979 werd gesloopt. Het erf van de fabriek werd later met huizen bebouwd.
(meer info op www.duizendzaansemolens.nl)

De geschiedenis van deze molen wordt door dhr. R. Couwenhoven zeer uitgebreid onder de loupe genomen, in zijn uitgave “het Molenmagazine” nr. 8 juli 2004. Het is te bestellen via de website www.duizendzaansemolens.nl.

Bronnen:
- “Duizend Zaanse molens” P. Boorsma 1968 blz. 120
- “de Zaende” 1e jaargang 1946 blz. 380-381
- “het Molenmagazine” nr.8 juli 2004 R. Couwenhoven blz. 96-100
- “Zaanse windmolens” P. Boorsma 1939 blz. 93-94
www.duizendzaansemolens.nl R. Couwenhoven
- “Het Olieslagerscontract” R. Couwenhoven 2002 blz.51
- “Encyclopedie van de Zaanstreek” 1991 blz. 676-739/ 740
- “Drie eeuwen verf” Mr. D. Vis 1943 78-127
- “Engel van de Stadt, zijn voor en nageslacht” Dr. S. Hart 1951 blz. 236/ 249-250
F. Rol, Zaandijk.