Molen Onderste Plasmolen, Plasmolen

Plasmolen, Limburg
v

korte karakteristiek

naam
Onderste Plasmolen
modeltype
Watermolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
restant
beek
Molenbeek
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
01625 a
oude dbnr.
V1202
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 01625 a Onderste Plasmolen (Plasmolen)
Deel onderstaande foto

locatie

plaats
Plasmolen
plaatsaanduiding
beek
Molenbeek
gemeente
Mook en Middelaar, Limburg
streek
Noord-Limburg
kadastrale aanduiding 1811-1832
Mook en Middelaar B (2) 72 Fr.K. Wulfing, rentenier
geo positie
X: 191961, Y: 416642
N: 51.73728, O: 5.92230

constructie

modeltype
Watermolen
krachtbron
water
kenmerken
functie
gangwerk
wateras
rad
rad diameter
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
restant
bouwjaar
verdwenen
geschiedenis
nog waarneembaar

aanvullingen

trivia

De twee watermolens gelegen in de buurtschap De Plasmolen waren de bekendste molens van dit type in Noord-Limburg. De naam van de buurtschap, destijds gelegen in de gemeente Mook en Middelaar, werd daaraan ontleend. De prachtige ligging in een natuurgebied aan de voet en op de begroeide helling en de uitspanning bij de Onderste Plasmolen hebben aan die bekendheid veel bijgedragen. De ontwikkeling tot ontspanningsoord is tenslotte de oorzaak geworden, dat de onderste molen werd opgeheven en de oude herberg uitgroeide tot een fraai hotel-café-restaurant De Plasmolen" genaamd. De daarbij gelegen vijver, die deel uitmaakt van een waterpartij is de oude molenvijver, waarin het benodigde bedrijfswater werd verzameld. In 1950, toen het door oorlogshandelingen vernielde pand werd herbouwd, had eigenaar Alfons van der Grinten het plan de watermolen die een halve eeuw niet meer bestond, in de oude luister te herstellen. Zijn ambitieus plan werd echter niet verwezenlijkt.

De bovenste molen ligt tegenover hotel-café-restaurant 'De Plasmolen' op de helling van de Sint Maartensberg in het hooggelegen Molendal. Het was in zijn tijd een bijzondere molen. De molen betrok het water uit kleine vijvers of kommen, die door bronnen, rnoerasssen en kleine stroompjes werden gevoed. Zij vormen uiteindelijk de Sprunk- of Sprankelbeek, later de Molenbeek genoemd, die in zijn loop voorbij de molen de Helbeek opneemt en na het kruisen van de rijksweg Nijmegen-Venlo in de vijver van de onderste molen uitstroomt. De Molenbeek, die daarna door los- en molenwater werd gevormd, liep vroeger parallel aan de Maas noordwaarts om bij Mook in deze rivier te stromen. De waterhuishouding is echter in de loop der jaren enigszins veranderd.
De twee molens hadden tot in het begin van de 20e eeuw dezelfde eigenaar. In het begin van de 18e eeuw was raadsheer Durham uit Kleef in Pruisen eigenaar van de onderste korenmolen. In 1724 kocht hij de bovenste molen, die toen papiermolen was, van de erven Prinsen te Groesbeek. Durham heeft deze molen in 1725 vernieuwd, zoals muurankers op het huidige molengebouw aangeven. In het begin van de 19e eeuw waren Frederik Karel Wulfing, rentenier, en Bertha Joanna von der Heydt te Elberfeld in Pruisen eigenaren. Zij bezaten samen de twee watermolens en een ros-oliemolen. In 1844 werd aan de Plasmolen nog een rosgraanmolen gebouwd.
Bij deling van de nalatenschap in 1861 werd Daniël von der Heydt, kooproan in Elberfeld, eigenaar. Het volgende jaar ging de papiermolen, waarmee handgeschept papier werd vervaardigd, bij deling naar Pauline von der Heydt te Elberfeld en de korenmolen met rosmolen naar Selma von der Heydt, gehuwd met Karel de Geer. Pauline en Selma von der Heydt verkochten de molens met de bijbehorende goederen in hetzelfde jaar aan Barthold Frans Johan Anne, baron van Verschuer, rentenier in Maastricht, later op de St. Jansberg, in de toenmalige gemeente Ottersum woonachtig. Hij was gehuwd met Anna Wilhelmina Carolina Frederica Catharina van Riemsdijk.
In 1863 liet baron Van Verschuer de onderste korenmolen afbreken en herbouwen. De rosmolen werd eveneens afgebroken maar is niet meer herbouwd. De voormalige papiermolen werd ook afgebroken en in 1864 als korenmolen herbouwd.
Na het overlijden van het echtpaar Van Verschuer-Van Riemsdijk werden de molens bij de boedelscheiding in 1899 toegewezen aan Adriaan Daniël, baron van Verschuer, kapitein der artillerie te Delft, die zich na zijn pensionering in Ottersum vestigde. Hij was gehuwd met Emilie Elisabeth Jung.
Kort na 1900 werden er aan de onderste molen een aantal verbouwingen uitgevoerd, die betrekking hadden op het restaurantbedrijf. In 1908 vonden afbraak en herbouw plaats, in 1909 en 1915 bijbouw en verbouwing. De watermolen was toen reeds lang buiten bedrijf. Pachters waren de Gebr. Van der Grinten en hun zwager Cremer. In 1917 werd Alfons Gerhard Johan van der Grinten, hotelhouder, geboren in 1878, eigenaar van het hotel, de schuur, het erf en de plaats. Zijn vader was tot de eeuwwisseling de laatste molenaar. In de komende decennia volgden nog een aantal verbouwingen.
Baron Adriaan Daniël van Verschuer overleed in 1924. De latere erven verkochten het uitgestrekte landgoed met uitzondering van de bovenste molen en enige andere gebouwen aan de “Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland". De watermolen als zodanig kwam in 1980 in bezit van barones Emma van der Biezen-Van Verschuer te Heemstede. Ten aanzien van de molen is een ietwat vreemde situatie ontstaan. Het rond de molen gelegen natuurgebied met inbegrip van de beek is eigendom van genoemde vereniging, het molengebouw niet. De eigendomsgrens is de zijgevel van de molen. De conclusie zou kunnen zijn, dat het waterrad met de beer van de asoplegging eveneens eigendom van genoemde vereniging is.

In het midden van de 19e eeuw waren zowel de onderste als de bovenste watermolen verpacht aan de familie Van Uum. Blijkbaar was in het pachtcontract een bepaling opgenomen, dat de pachters veranderingen aan de molens mochten aanbrengen indien de kosten daarvan voor eigen rekening werden genomen. In 1846 vroeg de weduwe van Gerhard van Uum te Mook toestemming aan het provinciaal bestuur om de watergraan- en rosmolen te verplaatsen naar een op 230 ellen (lees: meters) hoger gelegen papiermolen. In de jaren 1847-1850 liep het verzoek van J. van Uum bij het provinciaal bestuur om de papiermolen te mogen verbouwen tot olie- en pelmolen, in 1856 gevolgd door een verzoek van Karel van Uum om een nieuwe graanmolen in de bestaande pelmolen te plaatsen. De molenaar kon de inwoners niet behoorlijk gerieven omdat de fonteinen in de bergen niet meer die hoeveelheid water leverden zoals in vroeger tijden. Met hetzelfde water wilde hij op deze wijze twee korenmolens laten werken, zo lichtte Van Uum zijn verzoekschrift toe.
Volgens het proces-verbaal van de peilvaststelling, opgesteld door de provinciale waterstaat in 1857, waren beide watermolens toen ingericht als korenmolen. Ze werden door Karel van Uum bemalen. De bovenste molen werd aangedreven door een bovenslagrad met een middellijn van 3,66 m. en een breedte van 0,92 m; het bovenslagrad van de onderste molen had als afmetingen respectievelijk 3,14 m. en 1,09 m.
Volgens een nieuwe opname in 1877 was het laatstgenoemde waterrad vernieuwd en was de breedte op 1,20 m. gebracht. De houten kanjel, die het water boven het houten rad bracht, was toen vervangen door een ijzeren. Deze veranderingen hebben waarschijnlijk in 1863 plaatsgevonden: in de jaren 1862 en 1863 liep immers bij het provinciaal bestuur het verzoek van baron Barthold van Verschuer voor de bouw van een nieuwe molen en de vervanging van het houten gangwerk door een ijzeren. In 1877 werden opnieuw enige veranderingen aangebracht, zoals hiervoor is vermeld, en er volgde een nieuw proces-verbaal van de peilvaststelling. 7 8 De ingreep bij de herbouw van de bovenste watermolen was van geheel andere aard. Het bovenslagrad werd vervangen door een veel groter houten rad waarvan de middellijn op 7,14 m. werd gebracht en de breedte op 0,64 m. Dit waterrad deed dienst als bovenslag- en als middenslagrad. Hoog boven de molen werd het water in een aparte vergaarvijver verzameld en met een lange. hoog gelegen kanjel boven het waterrad gebracht waardoor dit als bovenslagrad werkte. De maalschuif bevond zich bij de uitloop van de kanjel.
Vanuit een lager gelegen vijver werd het water op dezelfde wijze, maar dan ongeveer op ashoogte in de schoepenkrans gevoerd en het rad werkte dan als middenslagrad. De cellen van dit houten rad hadden een diepte van 30 cm. en een breedte van 5,5 cm. Het later aangebrachte en thans vervallen ijzeren rad heeft praktisch dezelfde afmetingen. De maalsluizen deden tevens dienst als lossluizen. Zodra er water moest worden gelost. stroomde het dan ook overvloediq in alle richtingen over het rad heen. Onder deze omstandigheden moest de molen in een wiel geblokkeerd worden. Van buitenaf gezien, draaide het waterrad in zijn functie als midden- en bovenslagrad rechtsom. In het laatste geval was dit minder gunstig omdat er voor deze draairichting geen doelmatige vorm aan de uitloop van de kanjel was gegeven. Bovendien was de plaats daarvan onjuist. zodat het water in willekeurige stromingen op het rad viel waardoor de cellen zich onvoldoende konden vullen. Veel water stroomde over het rad heen en ging verloren.
De bovenste molen is voor Limburgse begrippen een tamelijk kleine vrijstaande stenen molen, die tegen een helling is gebouwd. Het molenerf en de voormalige molenaarswoning liggen aan een verharde zandweg, die enigszins omhoog loopt. Het molenerf en de molen liggen thans op privé-terrein en zijn niet toegankelijk. De oostzijde van de molen en de daar liggende moerasvijvers zijn via een wandelpad bereikbaar. Dit pad kruist aan de voet van de helling de Helbeek, die door bronnen wordt gevoed. Deze beek. waarvan het water voor het maken van papier werd gebruikt. werd verlegd naar de Molenbeek zodat deze meer water kreeg. Zowel bij de huidige herberg "De Plasmolenhof" als langs het wandelpad liggen nog 14-, 15- en 17-er blauwe Duitse stenen of stukken daarvan.
De molen heeft een ijzeren gangwerk en een maalstoel van gietijzeren kolommen, die in een kelder staan opgesteld. Het rechte aswiel drijft een rondsel op een tussenas aan. Beide wielen hebben ijzeren tanden. Aan de andere zijde van deze as bevindt zich een conische tandwieloverbrenging. die de stalen koningsspil met het spoorwiel, voorzien van houten tanden, aandrijft. Links en rechts van het spoorwiel bevindt zich een koppel stenen. De maalinrichting is echter niet meer compleet.
Als hulpkracht werd omstreeks 1910 een benzinemotor opgesteld. De motor werd geleverd door de Motoren- & Maschinen Fabrik Emst Kook G.M.B.H. uit Keulen-Ehrenfeld. De motor drijft met een aparte as, voorzien van een conische tandwieloverbrenging de steenspil van het rechter koppel stenen aan.
Oorspronkelijk lagen er twee koppel 16-er blauwe Duitse stenen op de maalstoel, het rechter koppel is vervangen door een koppel 17-er kunststenen.In het fraaie natuurgebied van de St. Maartens-, de Klooster en de St. Jansberg vormt de molen nog steeds een bezienswaardigheid. Bij het zien van het vervallen waterrad het interieur, de verwilderde houtgroei en de dichtgroeiende waterkommen is de nieuwsgierigheid van de echte molenliefhebber waarschijnlijk snel bevredigd.
De laatste molenaar was Alfons Verouden, wiens bekwaamheid als watermolenaar legendarisch was. Voor zover kon worden nagegaan, hebben de molenstenen echter geen scherpsels die een bijzondere meelkwaliteit leveren.
In de herfst van 1944 lagen het dorp Middelaar, tussen de Plasmolen en de Maas gelegen, en de buurtschap de Plasmolen onder zwaar Brits artillerievuur, waardoor het dorp en de buurtschap praktisch geheel werden verwoest. De molen, die beschut ligt, leed oorlogsschade, maar kreeg geen voltreffers, die grote vernielingen zouden hebben aangericht. In verband met de beschietingen vluchtte de familie Verouden naar Milsbeek. Daar werd Alfons echter door een granaatscherf getroffen en overleed korte tijd later aan de gevolgen.

Bron: Bussel P.v "De M's van Lb", 1991 p.639-642

-----

Deze molen is tussen 1910 en 1929 verdwenen.
Het is hoogstwaarschijnlijk bij een van de tussentijdse verbouwingen van Hotel de Plasmolen gebeurd (vanaf 1910) maar in ieder geval bij de grote brand in 1929, toen het volledige hotel afbrandde.

Informatie van Henny Noij, 31 maart 2018

-----

Het Vaderland, 1 aug. 1929

De Plasmolen in Brand.
Men seint ons uit Nijmegen: Zoo pas is hier bericht ontvangen, dat het hotel de Plasmolen in brand staat. De Nijmeegsche brandweer is er heen.


Het Volk, 1 aug. 1929

Hotel'De Plasmolen'in brand

De brandweer machteloos. Venlo, 1 augustus.- Hedenmiddag tegen twaalf uur brak brand uit in het bekende ontspanningsoord hotel 'De Plasmolen', gelegen tusschen Gennep en Mook.
Het vuur greep door den hevigen storm, snel om zich heen, zodat het geheele hotel spoedig in lichterlssie stond. De brandweer uit Nijmegen was spoedig ter plaatse, maar moest er zich toe beperken de aangrenzende bosschen tegen het vuur te beschemen, 'de oorzaak is onbekend