Molen Volendammer Meer, Volendam

Volendam, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
Volendammer Meer
modeltype
Kantige molen, grondzeiler
functie
poldermolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
01155
oude dbnr.
V4294
Meest recente aanpassing
| Conversie
media-bestand
Molen 01155 Volendammer Meer (Volendam)
Foto: opname 1914

locatie

plaats
Volendam
plaatsaanduiding
gemeente
Edam-Volendam, Noord-Holland
streek
De Zeevang
kadastrale aanduiding 1811-1832
Edam D (2) 161 Maartje Spaans, wed. P. Garms, boerin
geo positie
X: 133595, Y: 501220
N: 52.49826, O: 5.07200

constructie

modeltype
Kantige molen, grondzeiler
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
scheprad (1632)
vijzel 1,20 m Ø (1894)
plaats bediening
grondzeiler
bediening kruiwerk
binnenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
vlucht
18,65 m (1642)<br>20,60 m (1864)<br>19,60 m (1894)
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
1642 verbouwd
verdwenen
1929 onttakeld 1935 restant afgebroken
geschiedenis
In de Zuidpolder verbreedde het IJ zich geleidelijk richting Volendam. Dat werd Voor-IJ of Volendammer Meer genoemd. Omdat ook dit binnenwater een potentieel gevaar vormde en inpoldering wel lucratief leek, vroeg het stadsbestuur octrooi voor het droogmaken van het Voor-IJ. Op 16 december 1631 werd dit octrooi verkregen.

Na de bedijking in 1632 moesten twee molens het meer droog gaan malen, deze en dnr. 7372. Ze waren gebouwd door Pieter Cornelisen Camerlingh naar een bestek van de bekende Jan Jansen Vijselaer. Deze laatste had namelijk op 20 december 1630 een negenjarig octrooi gekregen voor een uitvinding die grotere opvoerhoogten met schepraderen mogelijk maakte.

Beide watermolentjes in het weldra drooggevallen Voor-IJ werden reeds in 1634 enigszins verplaatst, waarschijnlijk door molenmaker Andries Jacobsz (zie ook De Samson, Tenbruggencatenummer 07687). Ze waren van meet af aan bediend door Hidden Adis, die ook een huisje in de polder had. Na enkele jaren stopte Hidde Ades er echter mee en in 1640 deed hij zijn huisje over aan de stad.

De stad verhuurde vanaf dat moment een boerderij in de polder, waarvan de boer ook de molen bediende. De eerste "meereboer" na Hidde was Pieter Jacobsz uit Schoorl, die meteen met een verandering te maken kreeg. Kennelijk werkte de uivinding van Vijselaer niet goed (genoeg), getuige de verplaatsing van de molens in 1634. Het stadsbestuur wist inmiddels dat er een nieuwe uitvinding was, waardoor de bemaling van de polder afdoende en goedkoper kon worden uitgevoerd. Er was namelijk een vijzelmolen die "het water soo hooch brengen can als de jegenwoordige achtcante wintmolens met haer tweën doen, jae eer meerder als minder quantiteijt van water uijtlosen connen".

In 1642 informeerde men naar de uitvinder Sijmon Jacobsz Hulsbosch, die op dat moment in Brazilië was. Zijn zaken werden door Jan van Baerle uit de Breestraat in Amsterdam behartigd en voor de somma van ƒ 125 werd via hem een bestek verkregen "om een vijselmollen te maken tot uijtmalen vant wateren" te maken. Dit werd uitgevoerd bij een molen met 65 voet en 10 duim vlucht (ruim 18,65 m) in het Voor-IJ. De opvoerhoogte van de verbeterde molen was toen zo groot, dat de andere molen (Tenbruggencatenummer 07372) kon verdwijnen.

Alle huurders van de Volendammer Meer zijn bekend. Heel lang was bijvoorbeeld Cornelis Garbrantsz huurder en telkens vroeg hij om verlenging van zijn contract. De verschillende huurders waren:
1640-1651 Pieter Jacobsz Groot
1651-1654 Pieter Eggesz
1654-1657 Bastiaen Cornelisz
1657-1665 Heijn Albertsz Pronck
1665-1691 Cornelis Garbrantsz
1691-1694 Jan Cornelisz Roothart
1695 Guertje Jacobs, weduwe Jan Cornelisz
1696-1716 Cornelis IJsbrantsz
1717-1720 Pieter Claasz Leeghwater
1721-1722 Simon Reijers onder Jacob Teengs
1723-1724 Dirk Cornelisz Groot onder Jacob Teengs
1725-1748 Dirk Cornelisz Groot
1749-1756 Jan Albertsz
1757-1760 Johannes Broos
1761-1769 Cornelis Reijers
1770-1797 Gerrit Sanders
1798-1801 Pieter Meijsen
1802-1815 Klaas Pietersz Kramer
1816-1817 Willem Nanning

Vanwege de penibele financiële situatie van de stad, kwam het in de negentiende eeuw zover dat men de waarde van het poldertje in geld moest omzetten. Op 27 maart 1817 werd om zes uur 's avonds in het Heerenlogement de Volendammer Meer per opbod verkocht.
Koper werd Jan Karper uit Middelie voor ƒ 6175 en daarmee was de polder particulier bezit geworden.

Na de dood van Karper (28 augustus 1818) verkocht Lijsbet Ariaanse Spekham, zijn weduwe, de Volendammer Meer uiteindelijk aan de knecht, Pieter Jans Garms. Garms moest voor deze aankoop wel het hele bedrag, groot zevenduizend gulden, lenen van boer Jacob Dirksz Hartog uit de Purmer. De investering bleek echter de moeite waard en tien jaar lang was Pieter Garms de meereboer (hij overleed op 4 mei 1827). Zijn weduwe Maartje Cornelis Spaans hertrouwde met Dirk Weijting en zo kwam de polder later in het bezit van dochter Eefje Weijting, de vrouw van Simon Buijs.

Deze laatste, sinds de scheiding (1903) na de dood van zijn vrouw alleen eigenaar, verkocht de boerderij, landerijen en molen aan zijn zoon Jan. Jan Buis was de laatste molenaar van de Volendammer Meer.

In 1926 bleek de molen in zeer slechte staat te zijn toen opzichter P. van den Broek van de Zuidpolder hem inspecteerde. In een brief van 19 februari liet hij aan de vereniging "De Hollandsche Molen" weten dat de eigenaar geen ƒ 3200 voor herstel over had en op elektrische bemaling wilde overstappen. Uiteindelijk liet Buis weten duizend gulden bij te dragen en de rest te willen lenen en in tien jaar terug te betalen. Toen de vereniging, die nu mogelijkheden tot behoud zag, zich tot de gemeente richtte, kwam er een verontwaardigd antwoord: Buis was de rijkste ingezetene van de gemeente, verdiende bij met verkoop van stukjes polder voor huizenbouw (Volendam) en kon zonder meer ƒ 30.000 lenen bij de Boerenleenbank te Edam!

Alle pogingen tot behoud liepen zo spaak en op 22 oktober liet de gemeente de vereniging in Amsterdam weten dat de molen binnenkort door een gemaal zou worden vervangen. Van den Broek bevestigde de uitvoering daarvan op 5 november, maar meldde tevens dat de molen er nog wel was. In 1929 was hij onttakeld. Zo zou hij nog tot 1935 blijven staan, maar daarna verdween de drie eeuwen oude watermolen geheel.

Purmerender Courant 23 okt. 1867:
"Openbare Verkooping op Zaturdag den 2 November 1867, [...] van een Huismanswoning, Stalling en Erf, Watermolen en eenige perceelen Grasland, ganaamd "de Volendammermeer", staande en liggende en in Zuidpolder, gemeente Edam [...]"

Bron: "Molens van Edam", D.M. Bunskoeke, 1999.

aanvullingen

trivia
In "De zeeweringen en waterschappen van Noordholland", Mr. G. de Vries Azn., 1864, staat dat de vlucht 20,60 m bedroeg. De polder was 26 ha groot.

De tweede uitgave van “Zeeweringen en Waterschappen in Noordholland” meldt dat zich binnen de Zuidpolder het drooggemaakte Volendammermeertje bevond, de Volendammer-IJe of Voor-IJ. Dit meertje had een oppervlakte van 36,1660 ha. De vijzelmolen had een vlucht van 19,60 m en een vijzel met een diameter van 1,20 m. De molen maalde uit op de Zuidpolder.