Molen Rijper bovenmolen, no. 16, Westbeemster

Westbeemster, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
Rijper bovenmolen, no. 16
modeltype
Kantige molen, grondzeiler
functie
poldermolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
01059 v
oude dbnr.
V6325
Meest recente aanpassing
| Conversie
media-bestand
Molen 01059 v Rijper bovenmolen, no. 16 (Westbeemster)
Rechts de bovenmolen,
links dbnr 6326 de bovenste tussenmolen
coll DVM

locatie

plaats
Westbeemster
plaatsaanduiding
aan de Westdijk, nabij De Rijp
gemeente
Purmerend, Noord-Holland
streek
De Beemster
kadastrale aanduiding 1811-1832
Beemster F (1) 190 Dijkscollegie
geo positie
X: 118777, Y: 507640
N: 52.55518, O: 4.85310

constructie

modeltype
Kantige molen, grondzeiler
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
scheprad 5,10 m Ø, 37 cm ↔
na 1850 vijzel 2 m Ø
plaats bediening
grondzeiler
bediening kruiwerk
binnenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
vlucht
26 m
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
gesloopt
geschiedenis
Deze molen(gang)

Rijper molens, in 1610 gebouwd aan de Westdijk als tweetraps molengang, in 1611 uitgebreid tot drietraps. Vanaf maart 1613 kwam er een extra molen bij, in 1615 stonden er weer slechts 3 molens. Tussen 1632 en 1635 kwam er een ondermolen bij om viertraps bemaling tot stand te brengen.

In 1832 was Dirk Smit de molenaar. Geboren 7 november 1809, gehuwd, 2 kinderen. Aangesteld 1827, tractement ƒ 80.

De molen werd net als alle andere Beemster-molens van een vijzel voorzien en bleef in bedrijf tot rond 1880.

Zie ook Poldersporen.nl.


Algemene geschiedenis van de Beemster

In het begin van de 17e eeuw zorgden hoge zeewaterstanden en wind in de gebieden ten noorden van het IJ voor afkalving van het veen. Tegelijkertijd was er behoefte aan goede landbouwgrond. In 1607 hakte het Hof van Holland de knoop door: de Beemster zou worden drooggelegd.

Amsterdamse kooplieden en hoge ambtenaren zorgden voor de financiering en Jan Adriaensz. Leeghwater droeg zijn steentje bij aan de bouw van de molens. Het werd een spannend project, want veel ervaring met grote droogmakerijen was er niet.
Met zestien schepradmolens, tien nieuwe en zes oude, meende men de polder droog te kunnen malen.

In mei 1608 moesten de bovenmolens kunnen malen en een maand later de benedenmolens.
De molenbouwers hadden zich vastgelegd om voor Allerheiligen, 1 november 1608, het meer droog gemalen te hebben: twee van hun nieuwe molens zouden net zo veel water uitmalen als drie oude molens. Indien dat niet werd nagekomen, kregen ze een boete van zes duizend gulden.

Het zat echter niet allemaal mee, een slechte natte zomer in 1608 en in 1610 volgde nog een vreselijke januari-storm. De dijken begaven het en men kon weer van voor af aan beginnen.

In 1610-1611 vielen er weer stukken droog, uiteindelijk op 19 mei 1612 viel de Beemster droog. De kosten waren inmiddels 15x zo hoog opgelopen als men verwacht had.
De drooglegging werd in 1612 afgerond. Het gewonnen land lag 3,5 meter onder zeewaterniveau en bleek te bestaan uit vruchtbare klei.

De polder werd verkaveld in een raster van vierkanten en weerspiegelde zo het 17e eeuwse ideaal van de relatie tussen de mens en zijn leefomgeving: harmonie! De langwerpige kavels van 20, 8, 5 en 2 morgen werden verpacht aan akkerbouwers en veehouders.
Zo'n kavel van 20 morgen was 50 roeden (185 m) breed en 250 roeden (930 m) lang, zodat de wegenkruisen in de Beemster op 500 roeden (1872 m) uit elkaar liggen.

Een unieke droogmakerij is het resultaat.

In 1864 wordt gemeld dat alle molens op één na van een vijzel van 2 m diameter waren voorzien, en een vlucht hadden van 26 m. De uitzondering was Het Meerkatje.

In het Waterlands Archief (zoek op "molengang") zijn twee foto's van de Beemster molens bewaard gebleven.

Bron ondermeer: Poldersporen.nl.
Michiel Hooijberg, 17 oktober 2006.
nog waarneembaar
Perceel van het molenerf in de onderdijk.