Molen Huissense Windmolen, Huissen

Huissen, Gelderland
v

korte karakteristiek

naam
Huissense Windmolen
modeltype
Ronde molen, stellingmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
00857
oude dbnr.
V852
Meest recente aanpassing
| Algehele revisie gegevens
media-bestand
Molen 00857 Huissense Windmolen (Huissen)
Foto: J. Leenaerts, Arnhem, voor 1926 (coll. DHM)

locatie

plaats
Huissen
plaatsaanduiding
in de uiterwaarden
gemeente
Lingewaard, Gelderland
streek
Betuwe
kadastrale aanduiding 1811-1832
Huissen C (2) 98 De Wed. Jan Meyer, rentenierster Theodorus Peters
geo positie
X: 193451, Y: 438638
N: 51.93488, O: 5.94632

constructie

modeltype
Ronde molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
cilindrische bovenkruier
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
binnenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
vlucht
26m
overbrenging

Op de steenzolder lagen ten tijde van de sloop drie koppel stenen, twee 17ders (diameter 1,50 m) en één 14-er (diameter 1,20 m). Deze molen is dus in het verleden gewijzigd van een molen met maar één koppel stenen wat direct werd aangedreven door het bovenwiel, naar een molen met een spoorwiel en meerdere koppel steen.

wiekverbeteringen

1921 zelfzwichting op beide roeden

over de wieken

1921 nieuwe roeden

over de as

1921 nieuwe as

afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
circa
verdwenen
gesloopt
eigendomshistorie

Onze voorvader Jan Meijer, molenaar te Huissen, en Gerritje Geurtsen kregen in 1794 een zoon Rutger. 
Informatie van A. Deenen-Meijer te Arnhem, 11 december 2008.

geschiedenis

De molen stond in de uiterwaarden ten oosten van de stad.
Deze plaats bracht met zich mee dat de molen regelmatig in het water kwam te staan. Hierdoor was het aanbrengen van een stelling noodzakelijk om toch bij hoog water te kunnen malen.
Wat de hoogte betreft had een belt ook wel gekund (zoals in Zevenaar en Zeddam) maar bij hoog water zou de belt afkalven en daardoor in onderhoud te kosthaar zijn.

Het bouwjaar van de Huissense torenmolen is onbekend.

 In 1363 duikt een molenvermelding op, in 1373 weer een en dit is de eerste keer dat duidelijk over een windmolen gesproken wordt. In 1386 maakte de graaf van Kleef, Adolf van der Marck bekend dat ‘wij verpacht ende verpachten overmidz. desen brieff onse twe wyntmoelen onse rosmoelen ende alymoelen bynnen onser stat end ampte ampte van Huessen gelegen’.
Hieruit kan men opmaken dat tussen 1373 en 1388 een tweede windmolen gebouwd moest zijn.
De eerste staande binnen de stad, misschien een standerdmolen.
De tweede in het ambt Huissen (dus buiten de stadsmuur), misschien de torenmolen?
In 1543 wordt maar één windmolen meer genoemd, het is heel aannemelijk dat dit de torenmolen is.
De vorm van de molen en het formaat van de gebruikte kloostermoppen (in wild verband gemetseld) wijzen op een molen die, in ieder geval in de eerste helft van de 15e eeuw gebouwd moet zijn.
Ook op een kaart uit 1577 komt maar één molen voor en dit is de torenmolen.
De molen was een dwangmolen die telkens voor een aantal jaren verpacht werd aan de molenaar. De molen moest bij de overdracht van de pacht aan een andere molenaar in dezelfde staat verkeren als bij de aanvang van de pacht. De pachter diende dus zelf voor het onderhoud te zorgen, alleen het grove hout, ijzerwerk en de molenstenen werden door de graaf geleverd. In latere pachtovereenkornsten moest de molenaar ook hier zelf voor zorgen.
In 1543 werd de molen weer verpacht, nu voor acht jaar. Uit deze pachtovereenkomst blijkt dat er toen ook een rosmolen bij de molen was.
De mensen die op de windmolen niet terecht konden wegens windstilte of grote drukte konden dan op de rosmolen terecht als ze zelf een paard meebrachten.
Hun werd dan maar de helft van het maalloon berekend.
De molenaar had zelf ook een paar paarden om de mensen die geen paard hadden toch te kunnen helpen. Deze mensen moesten dan wel het hele maalloon (éénzestiende deel) betalen.
De molenaar bezat ook een sleutel van de stadspoort achter het kasteel, dit omdat er ook wel eens 's nachts gemalen moest worden en de stadspoort dan dicht was.
De molen was in 1586 als stellingmolen aanwezig en daarvoor als grondzeiler.

1808: De molen werdverkocht aan de toenmalige pachter Jan Meyer. Tevens verviel toen de maaldwang. Jan Meyer probeerde dit privilege te herstellen, wat hem niet is gelukt. 

26-12-1843: Middelburgse Courant  
NIJMEGEN den 22 december. Men meldt uit Huissen, dat maandag aldaar een treurig ongeluk heeft plaats gehad. Terwijl men bezig was om aan den wind-korenmolen van zekeren Peters eenige herstellingen te doen, ging de zoon van dien molenaar naar boven in den molen om door een der luiken dezelve na te zien; nog naauwelijks had hij het hoofd door het luik gestoken, toen men de onvoorzigtigheid had de roeden te doen bewegen, waardoor het hoofd van den nog slechts 23 jarigen jongeling zoodanig is verpletterd, dat, hij onmiddellijk daarna het leven verloor. Deze jongeling was grootendeels de steun zijner bejaarde ouders. 

Het slachtoffer was Johannes Theodorus Peters, geboren te Angeren op 19-11-1822. 
Hij overleed op maandag 18-12-1843 om 16.00 uur (Overlijdensakte – Openarchief / Gelders Archief) 

Ingezonden door Caroline Schaeffer, 16 mei 2021

1845: Theodorus Pethers (getrouwd met de weduwe van Jan Meyer) werd eigenaar van de molen. 

15-10-1863: Algemeen Handelsblad, 
"OPENBARE VERKOOP 
Finaal te Verkoopen: Een hechten sterken, goed onderhouden Steenen Windkorenmolen met toebehooren, staande aan de Oostzijde der Stad, op den Buiten-Polder; voorts een Perceel Uiterwaardweiland met water en Visscherij, daarbij en om gelegen. Kadastraal bekend in de Sectie C, nos.98,99 en 175, samen groot 2 bunders, 11 roeden, 46 Ellen."

 08-11-1863: Gerardus Jurruis, landbouwer te Pannerden, kocht de molen. Op 13 oktober 1865 overleed hij; zijn vrouw Mechtilda Verhoeven bleef eigenaresse.

1867:  Mechtilda Verhoeven hertrouwde met Theodor Heijckmann. Dit huwelijk bleef kinderloos. 
1888:  Mechtilda Verhoeven overleed in 1888 en een jaar later trouwde Theodor met Francina Arts. Uit dit huwelijk werd op 28 juli 1900 de laatste molenaar Theodor Leonhard Heijckmann geboren. Zijn vader overleed in 1912 en zijn moeder bleef tot 1926 eigenaresse van de molen. Na haar dood in 1926 is Theodor Leonhard Heijckmann nog drie jaar eigenaar van de molen geweest tot de sloop in 1929. 

Molenaar Heijckmann heeft nog van alles gedaan om de molen met zijn tijd mee te laten gaan, zo werden in 1921 de houten as en roeden vervangen door een gietijzeren as en ijzeren roeden uit een molen in Friesland. Tevens werd er toen zelfzwichting aangebracht.
Dit was echter niet voldoende omdat de tijden sneller veranderden dan de molen.
1929: In 1929 bleek de gemeenteraad niet bereid om voor maar f 500,-- (!) de molen over te nemen en zo kwam de toen onvermijdelijk geworden sloop. 
Een slopersbedrijf uit Apeldoorn sloopte de molen. Het ging dit bedrijf alleen maar om de kloostermoppen die nog waarde hadden bij de restauratie van oude gebouwen elders in het land. Ze werden per schip afgevoerd.
Het gaande werk was niet interessant voor de slopers en dit heeft daardoor nog lang verspreid in Huissen gelegen.
Het is jammer dat deze unieke molen onze tijd niet heeft gehaald, want het was de laatste stellingtorenmolen.

nog waarneembaar

Monument bestaande uit een molensteen met een ijzeren molenwiek

Op een gevel in de Vierakkerstraat zijn wat afbeeldingen geschilderd waaronder dus één van deze molen

aanvullingen

wetenswaardigheden

Ik meen dat deze molen niet ouder kan zijn dan de 1e helft van de 15e eeuw. Dat blijkt uit het metselverband. Eerdere vermeldingen moeten betrekking hebben op een standerdmolen. 
Dick Zweers, 14 feb. 2017.

De fundering van de molen is ter plaatse nog aanwezig. 
In het begin van de zeventiger jaren is hier onderzoek naar gedaan door de heer van Wezel Hieruit bleek dat de molen een diameter had van 10,23 m buitenwerks, bij een muurdikte van 2,61 m. 
De totale hoogte van het metselwerk moet ca. 15,50 m zijn geweest (boven het maaiveld). De stelling lag op ca. 3.45 m hoogte en was via een buitentrap te bereiken. 
Op stellinghoogte was er maar één stellingdeur met een groot bovenlicht. 
Vanaf de stelling kwam men via een trap van enkele treden op de maalzolder. 
Beneden de maalzolder lag de builzolder, een heel lage zolder waarop men nauwelijks kon staan. Boven de maalzolder lagen nog de steen- en de kapzolder. 
Op de steenzolder lagen ten tijde van de sloop drie koppel stenen, twee 17ders (diameter 1,50 m) en één 14-er (diameter 1,20 m).
Deze molen is dus in het verleden gewijzigd van een molen met maar één koppel stenen wat direct werd aangedreven door het bovenwiel, naar een molen met een spoorwiel en meerdere koppel steen. 
Zoals bij de meeste torenmolens zal dit waarschijnlijk in het begin van de 19e eeuw geweest zijn. De Huissense molen was een binnenkruier, met twee kruiwerken in de kap, zoals nu nog te Zeddam te zien is. Op de begane grond was een grote inrijdeur, waardoor de wagens tot onder het luiwerk konden rijden. De vlucht van de molen was ongeveer 26 meter. 

De bovenstaande gegevens zijn ontleend aan een artikel van de hand van de heer G.W.C. van Wezel getiteld ‘De cilindrisch gemetselde molen van Huissen’, verschenen in Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel 68, in 1975.

trivia

De molen was in de uiterwaarden gebouwd en had daardoor regelmatig te kampen met hoog water. Om die reden heeft men er toen een stelling aangebracht.
Molenaar was Heijckmann.

De afbeelding van de molen, omringd door water, is afkomstig uit 'Ons mooi Nederland, uitg.1915 van Meulenhoff/aut. D.J. van der Ven 
Ingez. door H. Schutte, 17 sept. 2011.

Op de onderste drie afbeeldingen van W. Jans is het gedenkteken aan de vm molen te zien.
Het monument ligt nabij/onder de Terpweide, ten oosten van de Kloosterlaan.