Molen Brugmolen / Broekmolen, Kerkrade

Kerkrade, Limburg
v

korte karakteristiek

naam
Brugmolen / Broekmolen
modeltype
Watermolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
beek
Anstelerbeek
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
01120 a
oude dbnr.
V8517
Meest recente aanpassing
| Conversie

locatie

plaats
Kerkrade
plaatsaanduiding
beek
Anstelerbeek
gemeente
Kerkrade, Limburg
streek
Zuid-Limburg
kadastrale aanduiding 1811-1832
Kerkrade A (2) 419 Michl Jos. Frans Oolen, rentenier
geo positie
X: 202019, Y: 320133
N: 50.86908, O: 6.05511

constructie

modeltype
Watermolen
krachtbron
water
kenmerken
functie
inrichting
Twee koppel stenen
gangwerk
wateras
rad
rad diameter
1876: 3,60 m Ø, 91 cm breed<br>1890: 3,40 m Ø, 119 cm breed<br>1937: Konings-turbine
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
circa
verdwenen
1950 stilgelegd 1968 gesloopt
geschiedenis
De Brugmolen, ook de Broekmolen genoemd, was de oudste en voornaamste watermolen van Kerkrade. De molen lag bij de noordelijk gelegen weg, bij de tunnel bevond zich vanouds een brug over de Ansteler- of Anselderbeek.

De molen behoorde tot de heerlijkheid Kerkrade, met als leenheren de abt van de abdij Rolduc, de Heer van het kasteel Oud-Ehrenstein en de heer van het kasteel 's Heren-Anstel. In 1802 verkochten Augustus Goswin Poyck, burgemeester van Kerkrade, en Werner Joseph Wulff, vrederechter van het kanton Oirsbeek, het landgoed Oud-Ehrenstein met de watermolen, woning, vijver en andere aangehorigheden aan de Gebr. Dominicus Willem Martin en Michael Frans Colen te Maastricht.

Van 1839 tot 1880 was de Brugmolen bezit van Victor Joseph de Grand Ry (getrouwd met Maria Josepha Colen), daarna van Michiel Jozef Frans Colen, oud-vrederechter in Antwerpen, later rentenier, terwijl de weduwe De Grand Ry het vruchtgebruik had. De molen was in die tijd verpacht aan Peter Mathijs Eydems, vervolgens aan de weduwe Eydems en na de eeuwwisseling aan Leonard Eydems.

Oosrpronkelijk was het een bovenslagmolen met een houten gangwerk en twee koppel stenen. Hij lag op de linkertak van de Anstelerbeek, die zich ongeveer 240 m boven de molen in twee takken splitste. In de doorgaande rechtertak was een verdeelwerk met een sluis aangebracht. In 1890 werd een nieuw waterrad gehangen.

Colen verkocht de molen met huis, schuur, erf, stal en bakhuis in 1907 aan Alphons Frans Pascal Hoenen, molenaar van de Köpkensmolen te Heerlen (Tenbruggencatenummer 01126). In 1921 verkocht hij het bedrijf aan Jan Peter Hubert Grooten, die met zijn broer de laatste molenaar van de Brugmolen was.

Op 24 november 1937 werd het bedrijf openbaar verkocht aan Aug. Lemmens, koopman te Kerkrade. Hij kocht de molen met aangehorigheden namens Nicolaas Joseph Zincken, reiziger in Spekholzerheide, en deze op zijn beurt namens Hendrik Wolters, koopman in Eygelshoven. De Gebr. Grooten bleven echter op de molen en werden pachters.

In die tijd was het een tamelijk omvangrijk complex, bestaande uit een boerderij, twee woningen en een groot molengebouw met twee verdiepingen. In een gedeelte op de begane grond en de kelder werd gemalen, het andere deel bestond uit een ijsfabriek. Wolters liet het bovenslagrad en het gangwerk vervangen door een turbine en een maalstoel van gietijzeren kolommen met twee koppel stenen, waarvan de spillen rechtstreeks met riemen door de vertikale turbine-as werden aangedreven. Turbine en maalwerk werden geleverd door de Machinefabriek en IJzergieterij P. Konings uit Swalmen.

Op het einde van de jaren veertig werd de molen stilgelegd en geleidelijk verdween een groot gedeelte van de maalinrichting. Wolters verkocht de molengebouwen in 1963 aan de gemeente Kerkrade, zes jaar later werden ze gesloot. Alleen de namen van de wegen, zoals de Brugmolenweg en de Hammolenweg, houden de herinnering aan de molens nog levendig.

Bronnen:
- Over watermolens, artikel door D.J.M. de Boer in De Utskoat nr. 28, dec. 1982.
- De Molens van Limburg van P.W.E.A. van Bussel, 1991. Met dank aan H. van der Kaay.