Molen Boornzwaagsterpolder, Langwar/ Langweer

Langwar/ Langweer, Fryslân
v

korte karakteristiek

naam
Boornzwaagsterpolder
modeltype
Kantige molen, grondzeiler
functie
poldermolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
08133
oude dbnr.
V8133
Meest recente aanpassing
| Conversie

locatie

plaats
Langwar/ Langweer
plaatsaanduiding
gemeente
De Fryske Marren, Fryslân
streek
Doniawerstal
geo positie
X: 178224, Y: 552578
N: 52.95973, O: 5.73282

constructie

modeltype
Kantige molen, grondzeiler
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
Vijzel
plaats bediening
grondzeiler
bediening kruiwerk
plaats kruiwerk
bovenkruier
vlucht
50 voet (ca. 16 m)
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
geschiedenis
De Boornzwaagsterpolder werd in 1735 aangelegd door de Vegelins.
Bron: Molengeschiedenis van Friesland tot 1900 door S.J. van der Molen, in Molens van Friesland, 1971.
-----

Op een manuscriptkaart uit ca. 1735, toen men de polder wilde oprichten, staan er nog 10 spinnekoppen in het gebied aangegeven. De boeren bemaalden dus oorspronkelijk allemaal afzonderlijk hun landerijen, zoals vrijwel overal in Friesland.

In het register van de polder onder Boornzwaag en Langweer (familiearchief Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, Tresoar inv.nr. 1363) staat over de bouw van de molen het een en ander opgetekend. De vlucht zou 50 voet moeten zijn geweest volgens het bestek en de aanbesteding van de bouw vond plaats op 17 april 1735.
Marten Rinses uit Grouw, die in 1730 de grote molen in Dijken (Tenbruggencatenummer 02896 b) had gebouwd, kreeg de opdracht. Het was een achtkante molen met vijzel, op een stenen onderbouw en met riet gedekt: geheel naar analogie van de eerder voor de opdrachtgever gebouwde molen in Dijken. De bouwkosten waren 900 carolusgulden.
Sipke Sipkes Broersma uit Sneek verzorgde de vier molenzeilen voor 40 gulden en 10 stuivers en leverde ook teer en hout. Op de molenkap kwam een weerhaan te staan, waarvoor aan de knechten 3 gulden was betaald.
Theoretisch is het mogelijk dat het "achtkante" van de molen alleen op de ondertoren slaat, dus een achtkante spinnekop. De vlucht schijnt dat tegen te spreken, want zo groot waren de spinnekoppen doorgaans niet. Uit het register blijkt dat Vegelin de molenmaker niet volledig betaalde omdat hij ontevreden was over het gebruikte riet op de molen; ook dat lijkt op een achtkant te wijzen, want daar zit nu eenmaal veel meer riet op.

Er bestaat een kaart uit ca. 1750 (Tresoar nr. 514) waarop de molen voorkomt. Hij stond toen nog niet op de plek waar hij nu staat, maar binnendijks (zie kaartje).

Hoe het precies is gegaan met deze voorganger van de huidige molen is onduidelijk, want in de Leeuwarder Courant van 27 februari 1779 bood molenmaker Sybren Sjoerds te Langweer de molen van de Boornzwaagster Polder uit de hand te koop aan. Het was een molen met vijzel, van onderen achtkant en met ca. 55 voet (ruim 16 meter) vlucht. Als aanbeveling meldde hij nog dat de molen “niet veele jaaren oud, en goed gangbaar” was.
Het heeft er alle schijn van dat de verkochte molen die uit 1735 was. De verleiding is groot om te veronderstellen dat de verkoop en nieuwbouw om de een of andere reden enige jaren is blijven voortslepen, totdat in 1782 de nieuwe (huidige) molen verrees. Het lijkt niet logisch te veronderstellen dat er van 1779-1782 nog een andere molen is geweest, hoewel het zou kunnen als die door een calamiteit verloren zou zijn gegaan. Daarover is echter nergens iets te vinden.

Dick Bunskoeke, 10 feb. & 29 maart 2013.

aanvullingen