Molen Korenmolen van Ravenstein, Ravenstein

Ravenstein, Noord-Brabant
v

korte karakteristiek

naam
Korenmolen van Ravenstein
modeltype
Standerdmolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
08479
oude dbnr.
V6302
Meest recente aanpassing
| Conversie
media-bestand
Molen 08479 Korenmolen van Ravenstein (Ravenstein)
deel onderstaande afbeelding

locatie

plaats
Ravenstein
plaatsaanduiding
Bolwerk Utrecht
gemeente
Oss, Noord-Brabant
streek
Maasland
kadastrale aanduiding 1811-1832
Ravenstein A (1) 83 Gerardus Boudewijn Velthuizen
geo positie
X: 173124, Y: 423143
N: 51.79664, O: 5.64994

constructie

modeltype
Standerdmolen
krachtbron
wind
functie
romp
open voet
plaats bediening
plaats kruiwerk
middenkruier
kruiwerk
zetelkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
geschiedenis
In Ravenstein bestond al vóór 1486 een windmolen, die waarschijnlijk gebouwd was door de heren van het Land van Ravenstein. De windmolen was gecombineerd met een rosmolen.

De molenaar pachtte de molen van de heer en betaalde daarvoor jaarlijks 48 gulden en 8 stuivers. Bij het ingaan van de pacht was de dikte van de bovenste molensteen vastgesteld op 17,5 duim. Voor elke duim slijtage moest de molenaar anderhalve goudgulden betalen.

De molenaar was aansprakelijk voor het onderhoud, maar de rentmeester moest hem tijdig van de nodige steen, hout en ijzer voorzien. In 1487 - 1488 werd onderhoud uitgevoerd aan de molen, waarvoor 2000 bakstenen en drie mud kalk geleverd werden. De hoeveelheid roept de vraag op waar deze bouwmaterialen voor nodig waren. Waarschijnlijk werd het werk gecombineerd met groot onderhoud aan kasteel en nederhof en waren de grote hoeveelheden daarvoor nodig.

De eerste standerdmolens stonden nog niet op gemetselde teerlingen maar op houten blokken. Er zijn nog nauwelijks gegevens bekend over de vroegste toepassing van bakstenen teerlingen in Nederland.
De middeleeuwse bakstenen hadden een volume van circa 3 liter, zodat de hoeveelheid overeenkwam met circa 6 kubieke meter. De teerlingen zoals die voorkwamen bij zeventiende-eeuwse standerdmolens hebben een grondoppervlak van in totaal 10 tot 12 vierkante meter. De 2000 bakstenen zouden dan toereikend zijn voor vier teerlingen van gemiddeld een halve meter hoog. Mogelijk hadden de teerlingen een kleiner oppervlak, en was 1488 het jaar waarin de houten blokken vervangen werden door betrekkelijk lage bakstenen teerlingen. Op een tekening van Philips de Koninck uit 1651 heeft de standerdmolen in elk geval nog geen hoge teerlingen.

Op 3 juni 1540 sloeg de bliksem in de molen, waarbij de standerd zwaar beschadigd werd. Landrentmeester Henrich von Berze doet verslag aan de secretaris van de heer, de hertog van Kleef: "Ulieden believe te weten hoe dat durch den grooten onweder, donder ind blixem den voirleden donredach onse molen to Ravesteijn zeer bij nae verslagen ind verdorfven is, zoe den standert metten molenijser ende eensdeels van den standvincken gantz ind geheel duer eynen donderslach verdorfven". De andere molens in het land van Ravesteijn waren "Godelof" gespaard gebleven. In Herpen lag "eenen anderen schoonen goeden standaert", zodat het vervangen direct kon plaatsvinden.

Tussen 1540 en 1568 werd een tweede molen gebouwd (Tenbruggencatenummer 16652), iets oostelijk van het stadje. Nadere gegevens over die tweede molen zijn nog niet bekend. Vanaf die tijd werd de standplaats van de eerste molen expliciet beschreven "die wyntmolen mitter rossmuelen sampt den woenhuyse mitten coolgairden beneden Ravestein", waardoor duidelijk is dat dit een voorganger van de huidige stenen molen geweest moet zijn.

In 1837 werd de molen door de erven Velthuijzen verkocht aan Franciscus Versterren.

Twintig jaar later liet Mathias Versterren een nieuwe molen bouwen; de huidige stenen molen De Nijverheid.

Maar de oude standerdmolen werd niet afgedankt. Die kreeg kennelijk een nieuwe standplaats ten noorden van het dorpje Zeeland aan de Kerkstraat, waar hij werd opgericht door Joh. Versterren. In de huidige stenen molen aldaar, die gebouwd werd in 1883, is een groot aantal onderdelen gebruikt uit een standerdmolen. Blijkens een opschrift ‘1853’ op één van die delen was de standerdmolen niet nieuw gebouwd. Vrijwel zeker zijn de nog aanwezige onderdelen overgebleven van de voorgaande molen die uit Ravenstein afkomstig was.
Op basis daarvan was het mogelijk enkele conclusies te trekken over de grootte, constructie en ouderdom. De afmetingen zullen vrij normaal geweest zijn voor dit deel van Noord-Brabant, dus een vlucht van omstreeks 25,50 meter. De kast zal minimaal 4,15 m breed zijn geweest en 5,35 m diep. Vrijwel zeker telde het aswiel 79 kammen, en het rondsel 15 staven. Er zijn geen aanwijzingen van een achterkrans. De constructie van de kast was betrekkelijk licht, vergelijkbaar met de nog bestaande standerdmolen van Nistelrode. Waarschijnlijk dateerde de in 1857 verplaatste standerdmolen van Ravenstein uit het begin van de achttiende eeuw. De tekening van Philips de Koninck geeft kennelijk een voorganger van die molen weer. Vanwege de betrekkelijk lage teerlingen zal deze een vlucht hebben gehad van 23 tot 24 meter. Vergelijk dit bijvoorbeeld met de in 1983 verbrande molen van Volkel, die oorspronkelijk ook op veel lagere teerlingen gestaan heeft.
Bij de restauratie die voltooid werd in 1996 werden de teerlingen van de vroegere standerdmolen aangeduid in de bestrating binnen de molen.

Bronnen:
- "Stellingmolen “De Nijverheid” Ravenstein’", drs. H.G.J. Buijks, brochure uitgegeven door stichting De Ravensteijnse Molen, 1996
- "Chinees puzzelen in Noord-Brabants rijke molenverleden", Nico Jurgens, artikel in TIMS Molinologie 2001 nummer 15, pagina’s 9 - 21.
Nico Jurgens, 20 okt. 2006.
nog waarneembaar

aanvullingen

trivia
De afbeelding is een sepiatekening van Philips de Koninck, "De Stadt Ravenstein". (1651)

Toelichting op onderstaande foto:
De foto toont het spoorwiel van de molen aan de Kerkstraat in Zeeland. Dit spoorwiel is oorspronkelijk een bovenwiel ('aswiel' of 'vangwiel') geweest, dat vermaakt werd tot spoorwiel. Dat blijkt uit de abnormale grootte van het spiegelgat, en uit de smalle plooien, die zover verkleind zijn dat er op sommige plaatsen vrijwel geen houtverbinding meer over is. Vrijwel zeker behoorde dit wiel tot de vroegere standerdmolen van Zeeland, en zou dan waarschijnlijk afkomstig zijn uit de standerdmolen van Ravenstein.
Nico Jurgens, 22 aug. 2007.