Molen De Bootsman, Zaandam-Oost

Zaandam-Oost, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Bootsman
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
pelmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
04912 d
oude dbnr.
V5407
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Zaandam-Oost
plaatsaanduiding
Aan en benoorden de Hanenpadsloot, ten oosten en op enige afstand van de Weer
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
streek
Zaanstreek
kadastrale aanduiding 1811-1832
Zaandam D (1) 67 Huibert van der Stadt, koopman
geo positie
X: 118239, Y: 494758
N: 52.43937, O: 4.84658

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
als gerstpelmolen. Hij bezat twee pelstenen, een luierij, later schepperij, een sleperij, twee harpen en een waaierij.
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
bovenas
fabrikant asnummer fabricagejaar jaar gestoken jaar verdwenen lengte
De Prins van Oranje ✉︎ 467 1867 1867? 1897
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
verplaatst
geschiedenis
De pelmolen De Bootsman werd in het jaar 1751 opgericht in het Oostzijderveld van Zaandam. In deze tijd begon de Zaanse pellerij aan haar tweede grote opmars. De eerste Zaanse pelmolens verrezen tussen de jaren 1680 en 1700. Halverwege de achttiende eeuw vond er nog een grote opleving plaats en werden er nog een stuk of dertig nieuwe pelmolens gebouwd. Deze nieuwe molens waren groot van stuk en werden veelal ver in het land gebouwd. Zo ook De Bootsman, de afstand van de molen tot aan de Zaan bedroeg ongeveer 1,5 kilometer.
De windbrief voor de molen werd op 30 oktober 1751 uitgereikt aan Pieter Symonsz. Booy, Cornelis van Petten en Claas Croeger. De laatste twee waren zwagers van elkaar.
Op 25 mei 1752 werd de molen tegen brand verzekerd in een assurantiecontract, dit gebeurde op naam van Dirk Bakker. Mogelijk had hij van een der drie bouwheren een aandeel in de molen gekocht.
In 1756 behoorde de gehele molen toe aan Cornelis van Petten en Claas Croeger. Naast zijn aandeel in De Bootsman bezat Claas Croeger ook de helft in de Oostzaandammer pelmolen De Liefde. Daarnaast liet hij in 1757 een loodwitmolen bouwen die de naam De Veldlust droeg.
Claas Cornelisz. Croeger stierf in 1778. Na zijn dood kwam zijn gehele bezit toe aan zijn weduwe, Maritje Pieters Leneveu. Pas na haar dood in 1782 werd het bezit van Claas Croeger verdeeld onder zijn kinderen.
De parten in de twee pelmolens en de gehele loodwitmolen kwamen toe aan zoon Cornelis Claasz. Croeger.
Ook Cornelis van Petten was inmiddels overleden. Zijn part in De Bootsman ging over naar zijn schoonzoon Albert Booker.
In 1783 verkocht Cornelis Croeger zijn part in De Bootsman voor Fl. 4200,- aan Albert Booker, zodat deze de molen nu in zijn geheel bezat. Albert Booker was notaris in Zaandam en had met De Bootsman dus een leuke bijverdienste. Booker werkte onder de firmanaam Albert Booker & Zoon. Naast De Bootsman werd er ook gewerkt met De Traanroeier, deze molen stond iets ten westen van De Bootsman.
Albert Booker ging niet zelf met De Bootsman werken maar verhuurde de molen. Daarna braken er slechte tijden aan voor de Zaanse gortpellerij. De oorzaak hiervan is terug te vinden in de roerige tijd waarin de republiek Holland verkeerde. De patriotten, de verloren vierde Engelse oorlog en het conflict met Pruisen hebben de handel geen goed gedaan. Ongetwijfeld heeft de overzeese handel in deze jaren een zeer gevoelige klap gehad, wat in de Zaanstreek als het oudste en grootste industriële gebied van West-Europa zijn weerslag heeft gehad. Enkele tientallen pelmolens stonden tegen het einde van de achttiende eeuw stil, vele kwamen nooit meer in bedrijf en werden voor sloop verkocht. Pas na de eeuwwisseling trok de pellerij weer aan.
Ook De Bootsman stond tegen het einde van de achttiende eeuw meer stil dan dat hij in bedrijf was. Op 23 januari 1796 verkocht Albert Booker de molen voor Fl. 4000,- aan Jacob Lam. Acht jaar later nam Booker de molen weer van Lam over voor Fl.4100,-. Waarom Booker de molen tijdelijk in andere handen gaf blijft onduidelijk. Het zal ongetwijfeld iets met de malaise in de pellerij te maken hebben gehad.
Kort na het terug kopen van De Bootsman stierf Albert Booker. In 1806 werden zowel De Bootsman als De Traanroeier op naam van Booker’s zoon, Cornelis Booker gezet.
Cornelis Booker werkte tot 1822 met De Bootsman. Op 5 januari van dat jaar liet hij de molen veilen. Voor Fl. 8400,- werd de molen toen gekocht door de firma Engel van de Stadt & Zoonen. Met alleen De Traanroeier zette Booker zijn onderneming voort.
De firma Engel van de Stadt & Zoonen was actief in de houtzagerij. Zij was op dat moment de grootste houthandel binnen de Zaanstreek, er werd gewerkt met vier zaagmolens, waaronder De Engel, De Huisman en De Bakker.
De firma Engel van de Stadt werd geleid door de twee broers Huybert en Cornelis van de Stadt. Na het overlijden van hun vader Engel van de Stadt in 1819 zetten zij samen met hun moeder diens zaken voort.
De zaken gingen de beide heren voor de wind. In 1825 vond er een grote uitbreiding plaats met de overname van drie molens van de Zaandammer houthandelaar Dirk Dekker. Dit waren de beide paltrokken De Stuurman of Het Vergulde Hert en De Boendermaker en de bovenkruier Het Bruine Schaap.
In 1828 besloten de beide broers om hun vennootschap te beëindigen en ging ieder voor zichzelf beginnen. Op 1 januari 1828 werden de gezamenlijke bezittingen bij notaris Dozy in Zaandam verdeeld.
Huybert van de Stadt kreeg de volgende bezittingen toebedeeld, de twee bovenkruiers De Bakker en De Jonge Beer, de paltrok De Engel en de pelmolen De Bootsman.
Cornelis van de Stadt kreeg de Westzaandammer paltrok De Witte Ster, de bovenkruier Het Bruine Schaap en de paltrokken De Huisman, Het Vergulde Hert en De Boendermaker. Verder bleef Cornelis van de Stadt actief onder de oude firmanaam.
Huybert van de Stadt stierf op 22 oktober 1844. De boedelscheiding vond plaats op 9 april 1845 bij notaris Dozy in Zaandam. Jan van de Stadt, de oudste zoon, kreeg uit de erfenis van zijn vader de drie houtzaagmolens.
De Bootsman kwam toe aan Huyberts tweede zoon, Engel van de Stadt.
Engel van de Stadt kreeg dus een toekomst voorgeschoteld in de pellerij. De zaken gingen hem schijnbaar voor de wind, want op 2 juni 1855 kocht hij de grootste pelmolen uit het Oostzijderveld, De Phenix.
Van de Stadt zou niet lang plezier hebben van zijn nieuwe aankoop. Op 22 mei 1859 overleed hij op 40 jarige leeftijd. Zijn weduwe Maria Christina van Heyningen zette de zaken voort onder de firmanaam Weduwe Engel van de Stadt Hzn.
Op 27 september 1862 verkocht Maria van Heyningen De Phenix aan Jan Albertsz. Vis. Mogelijk werd het runnen van twee molens haar te veel. In 1868 kwam daar verandering in en werd de achter het Kalf gelegen pelmolen De Sint Pieter gekocht. Ditmaal kreeg Maria van Heyningen versterking in de directie, want op 28 maart 1869 trad haar oudste zoon, Klaas van de Stadt, toe tot de firma.
Op 21 september 1878 werd De Bootsman tijdens een zwaar onweer getroffen door blikseminslag. De schade aan de molen was groot. Een roed werd versplinterd en drie achtkantstijlen waren zwaar beschadigd, waardoor de molen enigszins was gaan hellen. De Oostzaandammer molenmaker Cornelis Ulle nam de schade nauwkeurig op en maakte een prijs voor het herstel. De volgende werkzaamheden moesten worden uitgevoerd aan De Bootsman.
“Het steken van een nieuwe roed, het vernieuwen van de harp, het tijdelijk wegnemen van het schot voor de achtkantstijl en pelmeelzolder, de vloer slopen om de molen weer recht te zetten, badding aanleggen om de molen op te rammen en drie nieuwe achtkantstijlen plaatsen.” Al met al een behoorlijke klus dus. Wanneer dit ongeval 15 jaar later had plaats gevonden was de molen beslist gesloopt. In deze periode echter viel er nog goed geld te verdienen met het pellen van gort en dus liet de firma Van de Stadt de molen herstellen. Het werk werd gegund aan de Zaandijker molenmaker Vredenduin, die voor het herstel een bedrag van Fl. 590,- rekende.
Op 13 september 1880 was het weer raak op De Bootsman. Ditmaal brak er in de vroege ochtend brand uit in de kap door het heetlopen van de bovenas. Door krachtig optreden van het aanwezige molenpersoneel en de tijdig aanwezige brandweer kon de molen van de ondergang worden gered. De brandkroniek van N. van Pomeren geeft hierover het volgende weer.
“1880. 1 september (datum is onjuist) Ontstond er brand in den pelmolen “de Bootsman” in het Oostzijderveld te Zaandam, toebehoorende aan de firma de Wed. E. van de Stadt Hz., de brand was ontstaan in den kap door het heetloopen der as, doch door de krachtige inspanning der knechts, is het bij het verbrandden der kap gebleven.”
Verder is er een brandverslag aanwezig van Jan Buys, de ondercommandant van de Vrijwillige Brandweer van Zaandam. Dit is eerder gepubliceerd in het boek “Zaanse Molenbranden” van R. Couwenhoven.
“Om half vijf ’s ochtends werd brandalarm gegeven. Het alarm betrof de pelmolen De Bootsman aan het Hanenpad. We moesten langs dezelfde route als bij de brand in de stoomzagerij De Morgenster twee weken eerder. We wilden over het land van boer P. Lebbers, maar die eiste aanvankelijk Fl. 25,-, hetgeen natuurlijk niet kon worden toegestaan. het betekende nodeloos oponthoud, maar de spuit werd in een vlet gezet en toen ging het in een spurt tot vlak bij de molen. De bootsman bleef mede behouden door een fikse inspanning van het volk, dat in de molen aanwezig was en werd geholpen door een paar boeren, die juist in het land waren en het ongeluk ziende zoveel emmers hadden meegebracht als het hun mogelijk was. We moesten 45 meter slang aansluiten, omdat het gevaar alleen in de kap was. De pijpleiders gingen naar boven en er werd een slang op de stelling gehesen, maar doordat de pompers gelijk begonnen, kwam het water al uit de slang, terwijl de pijpleider nauwelijks een trap hoog was. Daardoor kon men niet verder dan de maalzolder, terwijl het water in stromen omhoog kwam om met groot geweld op de hoofden der daar aanwezigen terug te vallen.
De trap stond bezaaid met mensen. Ook kijkers, die er niets te maken hadden en ieder schreeuwde om het hardst. Pijpleider Ebmeyer verzocht bevel te stoppen met pompen, maar werd in het tumult niet gehoord. Van Witzenburg, die op de stelling stond, schreeuwde hetzelfde naar beneden, maar werd ook niet gehoord. Pas toen er 15 meter slang aangezet werd, ging de druk er af en kon men omhoog en het vuur snel doven.”

De schade aan de molen bleef beperkt tot de kap. Deze moest echter wel opnieuw gedekt worden en voorzien van nieuwe sparren en rietlatten. Verder had de vang een behoorlijke opknapbeurt nodig en moest het bovenwiel van een nieuwe hoep worden voorzien. Ook was er enige schade aan de pelkuipen, mogelijk was dit gebeurd tijdens het blussen. De schade bedroeg Fl. 278,75, wat werd vergoed door het Papiermakerscontract.
In 1882 trok Maria van Heyningen zich terug uit de firma Van de Stadt. Klaas van de Stadt zette toen samen met zijn jongere broer Willem van de Stadt de zaken voort.
In de daaropvolgende periode ging het langzamerhand bergafwaarts met de gortpellerij. De eerste stoompellerijen dienden zich aan en begonnen langzamerhand het pellen van gort op de wind te verdringen.
In 1885 besloot het Papiermakerscontract om van alle resterende molens de verzekerde waarde terug te brengen.
Zowel De Bootsman, als De Sint Pieter waren voor Fl.12000,- tegen brand verzekerd, dit bedrag werd toen met Fl.2000,- verlaagd.
In 1896 besloot Klaas van de Stadt om de zaken te liquideren. Op 26 februari van dat jaar verzocht hij het bestuur van het Papiermakerscontract om de brandverzekering te annuleren. Niet lang hierna werd De Bootsman te koop aangeboden. In eerste instantie bleek er geen belangstelling voor de molen te zijn. Doch later werd de molen gekocht door de Oostzaner molenslopersfirma Gebroeders de Boer. Zij lieten de molen staan in afwachting op een koper.
Deze diende zich na de zomer van 1896 aan. Voor Fl. 8000,- werd De Bootsman gekocht door de Oosterblokker molenaar G. Kok. Zijn korenmolen De Krijgsman was in augustus van dat jaar verbrand waardoor hij dus om een nieuwe molen verlegen zat. In het najaar van 1896 werd De Bootsman afgebroken en per schuit over de Zuiderzee naar Hoorn vervoerd. Van daar vond het verdere transport naar Blokker plaats. Het achtkant van De Bootsman werd geplaatst op een stenen onderachtkant en in augustus 1897 draaide De Krijgsman, zoals hij vanaf toen heette, voor het eerst.
De Krijgsman is tot op de dag van vandaag nog aanwezig en vrijwel dagelijks in bedrijf.

Bronnen:
- “Duizend Zaanse molens” P. Boorsma 1968 blz. 123-124
- “Engel van de Stadt, zijn voor en nageslacht” Dr. S. Hart 1951 blz. 97-99/ 186/ 209-221
- “Brandkroniek, vanaf 1656 tot september 1906” N. van Pomeren 1906 blz. 43
- “Ontheemde Zaanse molens” A.M.H. Smit 2005 blz. 31-34
- “De pelmolens in het Oostzijderveld” 1925 J. Kruijver blz. 21
- “250 Zaanse molens” R. Couwenhoven 2001 blz. 58-59
- “Zaanse molenbranden” R. Couwenhoven 2001 blz. 43-45/ 63
- “de Zaende” 2e jaargang 1947 blz. 136
F. Rol, Zaandijk.

aanvullingen

trivia
In Zaandam is een straat naar deze voormalige pelmolen genoemd.