Molen Stommeerpolder, Stommeermolen, Aalsmeer

Aalsmeer, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
Stommeerpolder, Stommeermolen
modeltype
Kantige molen, grondzeiler
functie
poldermolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
06486 g
oude dbnr.
V5270
Meest recente aanpassing
| Conversie
media-bestand
Molen 06486 g Stommeerpolder, Stommeermolen (Aalsmeer)

locatie

plaats
Aalsmeer
plaatsaanduiding
Stommeerkade 100
gemeente
Aalsmeer, Noord-Holland
streek
Meerlanden
kadastrale aanduiding 1811-1832
Aalsmeer C (1) 141 De Polder Stommeer
geo positie
X: 113198, Y: 475565
N: 52.26652, O: 4.77484

constructie

modeltype
Kantige molen, grondzeiler
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
Vijzel 1,45 m Ø, met uitspreiding van 40 cm aan het ondereinde
plaats bediening
grondzeiler
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
vlucht
24,50 m
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
verbrand
geschiedenis
Oorspronkelijk was het Stommeer eigendom van de graven van Holland, evenals de meren rondom Lisse. Later werd de stad Leiden eigenaar van deze meren. Door financiële problemen van de drie hoofdkerken van Leiden moest de stad geregeld bijspringen. Om de kerken meer financiële armslag te geven besloot de stad in 1622 de kerken octrooi te verlenen om het Hellegat en het Geestwater met de Noord- en Zuidpoel bij Lisse en het Stommeer bij Aalsmeer droog te maken. Begonnen werd in 1624 met de droogmaking van het Hellegat en de Lisserpoel. Deze droogmaking leverde minder op dan waar op werd gehoopt en bovendien bleken er grote risico’s aan het droogmaken van meren te kleven. Het recht om de Stommeer droog te maken werd rond 1625 dan ook verkocht aan een paar rijke Amsterdamse kooplieden.

Deze kooplieden kochten eerst zoveel mogelijk veengrond rond het meertje aan, zodat ook bestaande wegen als kade konden gaan fungeren. Vervolgens werd dat veen gewonnen waardoor het oorspronkelijke ronde meer een vierkant gedaante kreeg. Pas in 1650 kon zodoende met de droogmaking worden begonnen.

In tegenstelling tot de Lisserpoel, die door een gang schepradmolens is drooggemaakt, werden er in de Stommeer twee achtkante vijzelmolens gebouwd door de Warmondse molenmaker Batholomeus Clinckenberg. Dit vermoedelijk door toedoen van een van de droogmakers, David van Baerle. Bekend is dat de familie Van Baerle samenwerkte met de uitvinder van de vijzel, Simon Hulsebosch.

In 1650 is het Stommeer opgemeten en in kaart gebracht door de Landmeter Claes Stierp. Op deze kaart staan langs de Geylwijkerlaan twee molens getekend, die wel wat lijken op binnenkruiers, maar het bij nadere beschouwing niet blijken te zijn. De ene molen staat bij de kruising van de laan met de Geylwijkerwatering, op de plaats van de huidige molen, de andere molen staat 150 m ten zuidoosten van de eerste molen, zie ook Stommeerpolder, tweede molen. Op de kaart staat de oorspronkelijke verkaveling van de grond rond het meer en de te maken verkaveling aangegeven. De hoofdwatergang van de polder valt samen met de voormalige Geylwijkerwatering .

Bij de tweede molen is geen hoofdwatergang geprojecteerd. Hieruit valt op te maken dat de eerste molen bedoeld is om het meer droog te malen en droog te houden en dat de tweede molen slechts dienst zal doen voor de droogmaking. Na het droogmaken van het meer wordt deze molen dan ook verkocht. Vermoedelijk is de tweede molen verkocht aan de particuliere droogmakers van de Wilde Venen te Moerkapelle, waar hij, al is het zonder kap, nog steeds staat. Bekend is dat bij de droogmakerij van de Wilde Venen veel gebruik is gemaakt van tweedehands molens. Het zou verklaren waarom er in een gebied waar vrijwel uitsluitend schepradmolens zijn te vinden reeds in 1654 een vijzelgang opduikt. Verder heeft deze molen sterke gelijkenis met de oude Stommeermolen en komen de maten van de funderingen overeen. Zeker is dat deze molen, die uit wankantig eikenhout is opgetrokken, nooit binnenkruier is geweest.

De overgebleven molen werd in vlucht vergroot door het metselwerk te verhogen en de molen zo te rijzen. Hierdoor moest ook de spil langer worden gemaakt. Later ontstonden als gevolg daarvan problemen doordat het laseind niet stevig genoeg was verbonden met de spil. Op een foto van de molen valt te zien dat het muurwerk niet al te hoog was, zodat het rietdek van de molen voorheen bijna tot het maaiveld moet hebben gereikt. De vlucht zal eerst wel rond de 23 m hebben gelegen en na de verhoging rond de 25 m.

In augustus 1845 waren de as en roeden juist vernieuwd, toen zich het volgende voordeed:

Algemeen Handelsblad, 23 aug. 1845:
"In de Stommeer, ten oosten van Aalsmeer gelegen, heeft de hoos kap, as, roeden en het verder getimmerte van den watermolen weggerukt en den molen bijna geheel vernield."

Nederlandsche Staatscourant, 23 aug. 1845:
"BINNENLANDSCHE BERIGTEN. 's GRAVENHAGE, den 22sten Augustus 1845.
Omtrent den storm, die den 19den dezer in onderscheiden oorden des lands groote schaden heeft aangerigt, worden de volgende berigten medegedeeld:
"Amsterdam, 21 Augustus. Met regt vreesde men, omtrent, dit uitwerkselen van den zoo geweldigen stormwind, die in den avond van jl. Dingsdag opgestoken was en gedurende den volgenden nacht en dag beeft voortgeduurd, treurige berigten te zullen ontvangen. Ook de meer onmiddelijke nabuurschap dezer stad is niet vrij gebleven. In de Stommeer, ten oosten van Aalsmeer gelegen en onder die gemeente behoorende, heeft eene windvlaag, die men er voor eene hoos gehouden heeft, kap, as, roeden en het verder getimmerte van den watermolen, door den molenaar Tapsvoort bemalen en bewoond, weggerukt en geheel den molen zoodanig geteisterd, dat hij genoegzaam vernield is.""

De schade door de windhoos is ook opgetekend door A. Eveleens. Burgemeester A. Met schreef hierover tevens een brief aan het hoogheemraadschap van Rijnland. Molenmaker Timmers raamde de schade op ƒ 3000. Het achtkant bleek weer op zijn plek te krijgen maar de kap moest grotendeels worden vernieuwd.
In de volkstelling van 1829 wordt Fredrik Strakenbroek genoemd als molenaar van de Hornmeermolen. Verder is daar nog een Jan Topsvoort en Gerrit Topsvoort te vinden die vissers waren en woonden in het oosteinde van Aalsmeer. Daar woonde ook een Dirk Topsvoort, die scheepstimmerman was. De naam is dus niet onbekend in Aalsmeer, maar hoe de vork nu in steel heeft gezeten, is onduidelijk.

Bij noordwestenwind en een waterstand van 0,16 m - NAP liep op 4 december 1854 het water van de boezem van Rijnland aan de zijde van Aalsmeer de polder binnen. Ook de Hornmeerpolder liep daarbij onder, omdat beide slechts gescheiden waren door een kade.

Op 4 december 1919 werd deze molen onder het malen door de bliksem getroffen. De molenaar probeerde in wanhoop verder onheil te voorkomen door met een haak het brandend riet eruit te rukken. Het mocht niet baten, de molen brandde geheel af. Hierop werd Molen Nr. 1 van de Vriesekoopse polder te Leimuiden aangekocht.

De Stommeermolen had een gemetselde vijzelkom waarin aan de onderzijde een nis was gemaakt. In deze nis waren twee naast elkaar gelegen kleppen opgesteld die gesloten zijnde deel uitmaken van de vijzelkom. Door de kleppen te openen kan een deel van het geschepte water teruglopen waardoor de vijzel minder werd gevuld en lichter ging draaien. Op deze manier kon de molen bij slappe wind reeds water verzetten, terwijl hij anders tot stilstand was gedwongen. Deze kleppen werden bediend door kettingen en een windwerk. Bij de oude molen, die was voorzien van een ondermolen of hel, bevond dit windwerk zich in deze ruimte, bij de nieuwe molen ontbrak deze ruimte en werd het windwerk tussen de trap en de vleugelmuren van de vijzelkom geplaatst.
Doordat de molen zwaar liep was rond 1915 de vijzel al eens 5 cm kleiner gemaakt. Hiertoe werd de gemetselde vijzelkom afgesmeerd met specie.

Molenaars van deze molen waren:
Willem Cornelisz. (1650 - !654)
Auke Ottens (1654 - 1666)
Claas Joosten (1666 - 1694)
Weduwe Claas Joosten (1694 - 1695)
Dirck Burritsz. Neven (1695 - 1728)
Jan Cornelis de Jong (1728 - 1753)
Klaas Zwartendijk I, schoonzoon van J.C. de Jong, (1753 - 1803)
Cornelis Zwartendijk (1803 - 1816)
Klaas Zwartendijk II (1817 - 1873)
Klaas Zwartendijk III (1873 - 1895)
Arie Zwartendijk (1892 - 1932)

Bronnen ondermeer:
- "Gouden banden", door W. du Pon, 1965. 75 jaar drukkerij Mur te Aalsmeer.
- Molenmagazine 2007 (Ver. Molenvrienden Rottemerengebied), artikel "Aalsmeerse molen in Moerkapelle" door J. Hofstra (met toestemming). Beide met dank aan H. van der Kaay.
- aanvullingen Jan Hofstra, 6 feb. 2021.

aanvullingen

trivia
De molen bemaalde de gecombineerde Stommeer-, Hornmeer- en Oosteinderpoelpolder.