Molen Buskruitmolen Nr. 5/ De Munnick / De Munnik, Purmerend

Purmerend, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
Buskruitmolen Nr. 5/ De Munnick / De Munnik
modeltype
rosmolen
functie
kruitmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
06659 d
oude dbnr.
V5254
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Purmerend
plaatsaanduiding
aan de zuidkant buiten de stad
gemeente
Purmerend, Noord-Holland
streek
Waterland
kadastrale aanduiding 1811-1832
Purmerend B (1) 274 Jan Fredk Berwoud en Comp.
geo positie
X: 124930, Y: 501754
N: 52.50266, O: 4.94435

constructie

modeltype
rosmolen
krachtbron
spierkracht
functie
inrichting

Negen koppel stenen

afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
of 1668
verdwenen
1701 ontploft 1776 ontploft 1832-1833 gesloopt
geschiedenis

Op 30 juni 1668 kreeg Jacob Munnick toestemming een kruitmolen op te richten op veilige afstand van de stad. Een kruitmolen had zeer veel ruimte nodig, zo hebben er op het terrein van de Munnick in totaal 25 gebouwen gestaan. Tevens vergde het een flinke investering, en om de risico's te spreiden, waren de parten van de deeleigenaars soms verdeeld tot 1/192 toe.

De oprichter Jacob Munnick bezat vanaf de oprichting 1/16 van de kruitmolen. Dit aandeel bleef zo'n 100 jaar in de familie. In 1768 kwam het aandeel van de familie Munnick in handen van Jan Frederick Berewout die de naam van de vennootschap veranderde in de firmanaam "Berewout en Compagnons". Deze Berewout was een zeer vooraanstaand persoon. Hij was bewindvoerder van de West-Indische Compagnie en bezat plantages in Suriname, verder was hij reder op de walvisvaart en bankier. Het aandeel van de familie Berewout was inmiddels uitgegroeid tot 75/128

De Munnick is tot twee maal toe ontploft. De eerste keer in 1701. Er waren toen drie doden en een zwaargewonde te betreuren. De molenpaarden mankeerden niets.

Een tweede explosie deed zich voor in 1776 waarbij twee mensen omkwamen. Het vuur was evenals in 1701 in de stoof ontstaan. De ontploffing veroorzaakte brand in een turfschuur en sloeg over op het zwavelmagazijn en het korrelhuis. De explosie van 40.000 pond (!) kruit had een grote krater in de grond geslagen en bomen waren uit de grond gerukt. In één van de rosmolens had het kruit ook vlam gevat waardoor de kruitmaker/molenaar uit de molen was geslagen. Hij kwam echter met de schrik vrij. De 34 aanwezige paarden bleven ook dit keer ongedeerd, vermoedelijk bevonden de paardestallen zich op veilige afstand.

Berewout heeft opvallend snel de productie kunnen hervatten. Eén van de rosmolens werd ingericht als korrelhuis en men bouwde meteen een nieuwe stoof.

In 1795 gingen de zaken voor de wind. In de topjaren werkten er zo'n 20 tot 25 mannen.
"de Munnick" was in vergelijking met andere kruitmolens een vrij groot bedrijf. De Krijgsman had bijvoorbeeld vier rosmolens en 28 paarden. De Munnick beschikte over negen rosmolens en het aantal paarden liep soms op tot veertig. In de molen van Purmerend konden in de stoof 132 bakken met elk 194 pond kruit worden gedroogd. In totaal ruim 25000 pond kruit. Na droging bleef er ongeveer 20000 pond kruit over.

Tijdens de Franse overheersing echter gingen de zaken snel achteruit en van 1813-1818 stond het bedrijf nagenoeg stil. Men heeft daarna het bestaan van de Munnick nog een aantal jaar weten te rekken, maar op 15 Juni 1830 viel tijdens de aandeelhoudersvergadering definitief het doek. Tussen April 1832 en November 1833 werden op de veilingen de negen rosmolens en een partij sloophout verkocht voor in totaal ƒ 5000.

Mw. Scholten - Ballast; vrienden van de Gelderse Molen.
-----

De kruitmolen De Munnik van Jan Frederik Berewout was Nr. 5 van de 12 in 1807 nog bestaande kruitmolens. Hij werd toen bediend door 8 knechts en 10 paarden.
Bron: "Een blik op de buskruitindustrie in de Lage Landen", scriptie door Johan Verachtert, Universiteit Gent 2001-2002.

aanvullingen

trivia

De kruitmolen van Purmerend, opgericht door enige Amsterdamse zakenlieden die hiervoor in eigen stad geen vergunning kregen, ontleende haar naam aan Jacob Munnik, op wiens land in 1666 de molen werd gebouwd.

Op 18 april 1701 ontplofte het kruit, waarbij drie personen de dood vonden en twee gewond werden. Door de ontploffing was een brandend stuk hout op de kruitopslagplaats terecht gekomen en slechts tegen aanbieding van een grote som gelds was Jacob, bijgenaamd "de gouden tulp", bereid het hout te verwijderen, waardoor een nog grotere ramp werd voorkomen.

Op 14 september 1776 volgde een tweede ontploffing, waarbij alle ruiten aan de zuidkant der stad sneuvelden en grote scheuren ontstonden in regenbakken, kelders en muren.

In 1832 besloot het stadsbestuur de molen af te breken.

Bron: "De geschiedenis van Purmerend" door Piet Huurdeman, 1975.
-----

Het bedrijf staat duidelijk aangegeven als sectie B, nr. 274 op de kadastrale kaart uit 1813, zie Waterlands Archief, volgnr. KA02134. De bocht waarmee het Noordhollands Kanaal om de kruitfabriek werd aangelegd, bestaat heden ten dage nog steeds!
Op de kadasterkaart staan een heel eind buiten het bedrijfsterrein de twee stoven aangegeven, nrs. 280 en 282.
-----

Algemene informatie over kruitmolens

Buskruitmolens stonden vanwege het gevaar voor ontploffing en branden ver buiten de steden. Ook mochten de diverse gebouwen niet dicht op elkaar staan. Een complex bestond meestal uit vier rosmolens, stallen voor de paarden, een kruittoren, een smederij en timmerplaats, een of twee stoven, een menghal een korrelhuis en enkele arbeiderswoningen.
Na het zuiveren van de grondstoffen salpeter, houtskool en zwavel, werden deze door rosmolens fijngemalen.

In Leiden bevind zich nog een buskruit-kollergang die jarenlang in het Leger- en Wapenmuseum heeft gestaan. Bij de verhuizing van dit museum naar Delft wilde men de kollergang kwijt en is hij toen naast molen "de Valk" (molenmuseum) geplaatst De Kollergang was gelijk aan die van een oliemolen hoewel de kantstenen iets kleiner waren. Aan weerskanten van de houten spil draaiden de kantstenen over een ligger. Een overbrenging was niet nodig omdat het paardom de kollergang liep. Waar de drie stangen (twee vanaf elk uiteinde van de as en een van de spil) bij elkaar kwamen kon het paard ingespannen worden. Bij het fijnmalen kon het voorkomen dat de kantsteen de ligger raakte en dan vuur sloeg. Een dergelijk brandje noemde men "panslag", omdat de pannen van de rosmolen naar beneden kwamen.

Na het fijnmalen ging het mengsel naar de menghal en vervolgens naar het korrelhuis waar het werd gegranuleerd. Tenslotte werden de natte korrels in een stoof (drooginrichting (zie ook ros-verfmolens). Zo'n stoof bestond uit twee vertrekken: het voorvertrek en de grote droogruimte. Het kruid werd in grote grenen bakken met elk 194 pond kruit aan de muur gehangen. Gedurende 8 tot 10 dagen werd de kachel met kolen gestookt. In de molen van Purmerend konden in de stoof 132 bakken met elk 194 pond kruit worden gedroogd. In totaal ruim 25000 pond kruit. Na droging bleef er ongeveer 20000 pond kruit over. In het kleinere voorvertrek werd het gedroogde kruit in vaten verpakt en in de kruittoren opgeslagen.

Andere kruitmolens verging het in de 19e eeuw net als De Munnik. De Krijgsman was de enige die het stoomtijdperk haalde. In 1869 werden daar de rosmolens vervangen door de stoommachine en dit betekende dus het einde van de buskruitmolens in ons land.