Molen De Zoeker, Zaandijk

Zaandijk, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Zoeker
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
oliemolen, verfmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
01777
oude dbnr.
V4562
Meest recente aanpassing
| Conversie
media-bestand
Molen 01777 De Zoeker (Zaandijk)
Foto:n.n., rond 1895 (col. F. Rol)

locatie

plaats
Zaandijk
plaatsaanduiding
Sluissloot nz., ca. 350 meter W van de spoorlijn
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
streek
Zaanstreek
kadastrale aanduiding 1811-1832
Zaandijk A (1) 177 Erve Jacob Vis
geo positie
X: 115053, Y: 498688
N: 52.47447, O: 4.79926

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
De molen bezat een dubbel oliewerk.
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
plaats kruiwerk
bovenkruier
vlucht
22 meter
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
verplaatst
verplaatst naar
geschiedenis
De Zoeker werd gebouwd in 1672. Waarschijnlijk is voor de bouw van de molen een hergebruikt achtkant gebruikt. De molen werd opgericht door Claes Pietersz. Baes, hij verkreeg op 27 april 1676 de windbrief voor de Zoeker.

Na zijn overlijden worden de zaken overgenomen door zijn zoon Sijmon Claesz. Baes. Hij liet de Zoeker op 30 oktober 1694 tegen brand verzekeren in een assurantiecontract. Naast olieslager en koopman zal Sijmon Baes later ook een poos burgemeester van Zaandijk zijn. De familie Baes had veel belangen in de Zaandijker molens, zo hadden zij aandelen in de papiermolens “de Hoop”, “de Herderin”, “de Herder” en “de Visser”.

Sijmon Baes zelf had verder belangen in de oliemolens “de Oranjeboom” te Assendelft en “het Zwarte Kalf” en “het Leven” in Oostzaandam. Ook bezit hij diverse huizen, pakhuizen, een traankokerij, land, graan en schepen. Als ondernemer had Baes zijn zaken goed verdeeld. Mocht het met één tak wat minder gaan, dan had hij altijd genoeg opbrengsten uit zijn andere zaken.
Samen met Jan Stokvis uit Zaandijk (getrouwd met een nicht van Baes), begint Baes een compagnonschap, Stokvis bezit zeer waarschijnlijk de resterende aandelen in de oliemolens.
Beide firmanten laten de lading van “de Zoeker”, “het Zwarte Kalf” en “het Leven” (de Oranjeboom was weer verkocht) op 14 juni 1727 verzekeren bij het op die dag opgerichte olieslagerscontract. 6 jaar later, op 1 juli 1733, worden ook de molens zelf tegen brand verzekerd. Nu gebeurt dit op naam van Jan Pietersz. Stokvis, Sijmon Baes stierf in 1731. De aandelen in de oliemolens waren verkocht aan Stokvis.

Na het overlijden van Jan Stokvis komen de drie molens in bezit van zijn schoonzoon Jan Dirksz. Vis uit Zaandijk. Deze bezat reeds de oliemolens “de Jonge Prins”, “de Oranjeboom” en “de Oude Wolf”, allen gelegen te Oostzaandam. In 1764 kocht hij ook de aan de Kalverringdijk staande oliemolen “de Wind”, op wiens erf later de Zoeker weer komt te staan. In 1792 overlijdt Jan Dzn. Vis, zijn bezit ging over naar zijn zoon Dirck Jansz. Vis. Dirck Vis overlijdt echter twee jaar na zijn vader, waardoor zijn 10 jarige zoon Jacob Vis eigenaar werd van het gehele bezit. Als hij meerderjarig is zet hij de zaken voort en laat de firma groeien. Het molenbezit werd uitgebreid met de Wormerveerder oliemolens “de Rode Wildeman” en “de Ram” en de op de Hemmes staande oliemolen “de Roggebloem”. Het Leven was in 1800 verbrand. Als hij trouwt neemt zijn vrouw nog drie pelmolens mee, “de Jonge Kuiper”, “de Wildeman” en “de Veering”, allen gelegen in Koog aan de Zaan. Na het overlijden van Jacob Vis in 1828, gaat zijn weduwe Aaltje van Bergen een compagnieschap aan met vier van haar zonen. In 1836 besluiten zij om ieder hun eigen weg te gaan en wordt het grote bezit van wijlen Jacob Vis verdeeld. Jacob Vis en Aaltje van Bergen hadden tien kinderen, waardoor er dus niet veel overbleef.
De Zoeker kwam op naam van de tweede zoon van Jacob Vis te staan, Dirk Vis. Verder kreeg hij de Wormerveerder oliemolens “de Roode Wildeman” en “de Ram”. Samen met zijn broers Klaas en Jacob Vis richtte hij een nieuwe firma op, zijn broer Jacob nam de Oostzaandammer oliemolens “de Roggebloem” en “het Zwarte Kalf” mee. Klaas Vis bracht de “de Jonge Prins” en “de Oude Wolf” onder in de nieuwe firma, ook dit waren oliemolens uit Oostzaandam. Het compagnonschap duurde tot 1846, waarna ieder weer zijn eigen weg ging met hun eigen molens.

In 1858 verkocht Dirk Vis de twee Wormerveerder molens, hij bleef dus alleen nog met De Zoeker doorwerken.

Dit duurde tot 1867, toen De Zoeker werd verkocht aan de Wormerveerder firma Crok. De firma Crok was in 1843 opgericht door Teunis Crok, een koopman uit Koog aan de Zaan. Crok was sinds dat jaar olieslager met de Wormerveerder oliemolen “de Engel”. In 1846 komt daar de Oostzaandammer oliemolen “de Bonte Hen” bij. Later breidt hij zijn molenbezit verder uit met o.a. de oliemolens “de Boer”, “de Zeeman”, “de Vier Heemskinderen”, “de Samson” en “de Wachter” en de pelmolen “de Zeilemaker”, die echter maar kort voor de firma draait. Na het overlijden van Teunis Crok in 1866, nemen zijn weduwe en haar drie zonen het bedrijf over. Een jaar later wordt de Zoeker aan het bedrijf toegevoegd.

In 1872 laat de firma Crok “de Engel” afbreken en voorzien van een stoommachine. De Engel was daarmee de derde stoomolieslagerij in de Zaanstreek, maar werd op de voet gevolgd door “de Toekomst” en “de Vrede”. De eerste stoomolieslagerijen verschilden wat betreft interieur niet veel van de windmolens. Het duurde echter nog vrij lang voordat alle kinderziektes uit deze fabrieken waren opgelost en dus hield men de molens nog steeds in bedrijf. De ijzeren bovenas van “de Engel”, gegoten in 1865, kwam na de afbraak in de Zoeker terecht.

In 1891 wordt de firma Teunis Crok opgeheven en richt de zoon van Crok, Dirk Crok samen met zijn zwager Jan Laan de nieuwe firma Crok & Laan op. Hierna werden de bezittingen van de oude firma verdeeld. Dirk Crok kreeg de stoomolieslagerij “de Engel” en de oliemolen “de Bonte Hen” toegewezen. De Wachter, die werd verbouwd tot stoomolieslagerij, kwam in handen van Jan Crok. De resterende molens werden na deze opdeling van de firma verkocht. Op 16 juli 1891 werd de Zoeker uit het olieslagerscontract geschreven. Kort daarna werd hij gekocht door de Koger schilder Piet Visser. Deze liet het oliewerk van de molen verwijderen, waarna de molen werd ingericht als krijtmolen. Aan de zuidkant van de molen verrees een droogschuur, terwijl aan de westkant van de molen een stenen aanbouw werd geplaatst met daarin een petroleummotor. Deze zorgde voor de aandrijving van de molen op windstille dagen. In 1897 breidde Visser zijn molenbezit uit met de Oostzaandammer oliemolen “de Windhond”, die iets ten noorden van de nog bestaande oliemolen “de Ooievaar” stond. Ook “de Windhond” werd als verfmolen ingericht. Piet Visser bleef met de twee molens tot 1910 werken, daarna doet hij ze van de hand. Op 17 september van dat jaar werden beide molens geveild. De Zoeker werd toen als volgt beschreven: ”De goed onderhouden wind-krijt en specerijenmolen de Zoeker met machinekamer en drijfwerk, verstelbaar op stoom en windkracht te Zaandijk, aan de Sluissloot”.

De nieuwe eigenaar van de Zoeker werd apotheker Groesbeek. Het is niet duidelijk of Piet Visser of Groesbeek een koppel platte stenen in de molen heeft laten plaatsen, in ieder geval zijn zij omstreeks deze periode in de Zoeker verschenen. Groesbeek gaat met de Zoeker proberen om de chemische stof theobromine te produceren. Theobromine is een bitter smakend derivaat, dat wordt gebruikt in de farmaceutische industrie. De stof werd gewonnen uit cacaodoppen die waren bewerkt met ongebluste kalk. Groesbeek zal de Zoeker gebruikt hebben om de cacaodoppen te vermalen.

Lang duurt de theobromine productie niet en in 1914 komt de Zoeker weer stil te staan. In de zomer van 1914 krijgt de molen weer zijn oude functie van oliemolen terug. Van de gesloopte Oostzaandammer oliemolen “het Rad van Avontuur” krijgt de Zoeker het oliewerk. Wie nu met de molen werkt is mij niet bekend. Omstreeks de jaren twintig wordt de Zoeker het eigendom van Willem Hooyschuur, hij zal met de Zoeker cacao afval en koffiedoppen gaan verwerken.

Op 26 februari 1925 overkomt de molen een ramp wanneer hij ongelukkigerwijs precies in de baan van een windhoos ligt. De schade aan de Zoeker is groot, de molen verliest beide roeden, er is grote schade aan de kap, het rietdek is vernield en door vallend hout is ook de schuur beschadigd geraakt. Kortom de molen was rijp voor sloop. Op initiatief van de Zaanse onderwijzer en kunstenaar Frans Mars werd dit echter voorkomen. De Zoekerramp is aanleiding geweest tot de oprichting van de Vereniging De Zaansche Molen. Door een oproep in de Zaanse kranten voor geld, werd een geldbedrag bijeengebracht dat groot genoeg was om de schade aan de Zoeker te herstellen, waarna molenaar Hooyschuur de molen weer kon gebruiken.

Willem Hooyschuur blijft tot 1940 met de molen werken. Op 23 juli van dat jaar liet hij de molen veilen, voor ƒ 1100 werd Gebrand Vis de nieuwe eigenaar van de Zoeker. In de oorlogsjaren komt de Zaanse molenaar in hart en nieren, Jacob Kit, op de Zoeker te werken, eerder had hij reeds gemalen op de oliemolens “de Zaadzaaier” en “de Oranjeboom”, beide gelegen op de Hemmes in Oostzaandam.

In 1950 werd de Zoeker na een roedbreuk aangekocht door de toenmalige gemeente Zaandijk, zij laten de molen een jaar later herstellen. Jacob Kit overleed in 1954 waarna de molen tot stilstand komt. Voor de Zoeker is echter een bijzondere redding weggelegd. Kort na de stilstand van de molen trekken een aantal Zaanse fabrikanten zich het lot van de molen aan. In 1958 wordt het zgn. olieslagerscontract opgericht, dat voorziet in de exploitatie van de molen. Zo wordt het salaris van de molenaar betaald en wordt er voorzien in de levering van goederen. Als molenaar werd de Zaandijker buschauffeur Jacob Kaal aangesteld, die vanaf dan de Zoeker weer laat werken. Het olieslagerscontract bestaat vandaag de dag nog steeds en is zonder onderbrekingen verbonden geweest aan de Zoeker.

Halverwege de jaren zestig ontwikkelt de gemeente Zaandijk plannen voor de nieuwbouwwijk “Rooswijk” in een gedeelte van het Guisveld. Deze wijk kwam ten zuiden van de Zoeker te liggen, die hierdoor behoorlijk in de verdrukking raakte. Voor de Zoeker werd toen een nieuwe standplaats gezocht en gevonden. Op de plaats waar tot 1914 de oliemolen “de Wind” aan de Kalverringdijk had gestaan werden een nieuwe fundering, onderachtkant en schuur gebouwd. In de nacht van 1 op 2 augustus 1968 werd het achtkant van de molen met een kraan van zijn erf gehaald en over de spoorlijn getild om daarna dwars door Zaandijk naar de Zaan te worden gereden. Aldaar werden achtkant en kap op een ponton gezet en zo naar de nieuwe standplaats overgevaren. In iets meer dan een etmaal was het gelukt om de molen in zijn geheel te verplaatsen. Tot de dag van vandaag is de Zoeker bijna dagelijks in bedrijf op zijn nieuwe standplaats.

Na de overplaatsing deed de gemeente Zaandijk de molen over aan Vereniging De Zaansche Molen.
Het oude onderachtkant en de molenschuur zijn gesloopt. Enkele jaren later werd op het erf van De Zoeker het nieuwe gemeentehuis van Zaanstad, “de Bannehof”, opgericht.

Bronnen:
- “De Papiermolens in Noord Holland” H. Voorn 1960 blz. 376-377/ 398-399
- “Duizend Zaanse Molens” P. Boorsma 1968 blz. 165-166
- “Dat goede oude Zaandijk” G. Oosterbaan 1971 blz. 99/ 114
- “Encyclopedie van de Zaanstreek” 1991 blz. 692/ 738-739
- “de Windbrief” 3e jaargang 1973 nr.10 (uitg. Ver. De Zaansche Molen) blz. 16-17
- “de Zaende” 4e jaargang 1949 blz. 262
- “Gedenkboek van het olieslagerscontract” 1912
- “Het Olieslagerscontract” R. Couwenhoven 2002 blz. 50/ 107
- “Molens in de Zaanstreek in oude ansichten deel 2” T. Neuhaus 1987 blz. 64-65
- “Historisch overzicht ver.de Zaansche Molen” 1935
- “Molens in Noord-Holland” 1981 blz. 185-186
F. Rol.

foto's

foto's