Molen Ronckensteinsmolen (koren), Reuver

Reuver, Limburg
v

korte karakteristiek

naam
Ronckensteinsmolen (koren)
modeltype
Watermolen
functie
korenmolen, oliemolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
restant
beek
Schelkensbeek
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
03903 a
oude dbnr.
V454
Meest recente aanpassing
| Conversie
media-bestand
Molen 03903 a Ronckensteinsmolen (koren) (Reuver)
Foto: W. Jans, opname 2 september 2004

locatie

plaats
Reuver
plaatsaanduiding
Ronkenstein 9
beek
Schelkensbeek
gemeente
Beesel, Limburg
streek
Noord-Limburg
kadastrale aanduiding 1811-1832
Beesel C (1) 238 G. Driessen, molenaar
geo positie
X: 204454, Y: 367329
N: 51.29308, O: 6.09621

constructie

modeltype
Watermolen
krachtbron
water
kenmerken
functie
gangwerk
wateras
rad
rad diameter
2 raderen (*)<br>vanaf 1921 turbine
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
restant
bouwjaar
1761 herbouwd
verdwenen
buiten gebruik
geschiedenis
Het molengebouw is misschien wel 16e eeuws. Tussen 1750 en 1800 was Henricus Bongers hier molenaar.
Tot 1892 had de dubbele molen drie raderen. Maar in 1893 had de molen nog twee bovenslagraderen over, één voor de aandrijving van een tarwesteen, met het andere rad werd een koppel maalstenen aangedreven voor het malen van rogge.
Het water uit de Schelkensbeek werd voor gebruik eerst in een vijver opgevangen.
In 1921 moesten de raderen wijken voor een turbine, die inmiddels ook weer verdwenen is.

Vanuit Belfeld is het over de smalle, geasfalteerde weg nog maar enkele minuten gaans tot Ronkenstein, een idyllisehe buurtschap tussen Belfeld en Reuver. In Ronkenstein lijkt de tijd te hebben stilgestaan.
Eigenlijk is buurtschap een groot woord voor de enkele huizen, die knus bij elkaar liggen aan weerszijden van de weg. Ronkenstein ademt een weldadige rust uit.
Het soms opklinkende gesnater van de eenden in de vlakbij gelegen vijver, die zijn water geeft aan de Schellekensbeek, accentueert de stilte die de huizen omhult. Waterdruppels rollen van de bladeren worden door de vochtige aarde verzwolgen of spatten uiteen op het wegdek. Na de regenbui van de vorige nacht ruikt het groen, dat er erg fris uitziet, heerlijk. Bijna helemaal weggedrukt in dat overweldigende groen van bomen, struiken en heggen ligt het oude gebouw van de waterradmolen van Ronkenstein. Te oordelen naar het vakwerk in de muur aan de achterzijde van het gebouw moet het bouwjaar al eeuwen terug liggen. Inderdaad, het molengebouw dateert uit de zeventiende, mogelijk zelfs uit de zestiende eeuw. Niemand weet het precies.
Er zou volgens enkele publicaties al een molen in Reuver hebben gestaan rond 1400, maar daarvan zijn geen tastbare herinneringen bewaard gebleven. Die molen moet wel op een andere plaats aan de Schellekensbeek hebben gestaan dan de latere waterradmolen van Ronkenstein. Het molengebouw, dat dus in de zestiende of zeventiende eeuw verrees staat er thans nog. Het dient als woonhuis van de beeldhouwer Joep Nicolas, die er met echtgenote Celestine en zijn kinderen woont. De kunstenaar 'ontdekte' de overblijfselen van het molengebouw in 1961 en kocht ze van de toenmalige vruchtgebruiker 'ome' Lambèr Thijssen. Al twintig jaar werkt Joep Nicolas aan het gebouw om het te herscheppen in een leuke woning. Hij is er nog niet mee klaar, maar het huidige resultaat van Nicolas' inspanningen mag toch meer dan bevredigend worden genoemd (anno 1982).
In het woonhuis herinneren nog enkele voorwerpen aan de vroegere functie van het gebouw. Zo dient de graanbak, die eertijds boven de molenstenen hing en waarin de zakken graan werden omgeschud, thans als een soort stoof boven bet fornuis. Nicolas wijst ook op de balken van het plafond van de eetkamer annex keuken: 'Je kunt nog duidelijk de gaten zien waardoor vroeger diverse assen van het drijfwerk liepen. Ook de gaten voor de in een molen altijd her en der hangende touwen en kettingen zijn duidelijk zichtbaar'. In het souterrain, waar tegenwoordig de slaapkamers en de badkamer van het gezin Nicolas gelegen zijn, heeft Joep Nicolas op de plaats waar vroeger de as van het turbinewerk het molengebouw binnenkwam een soort patrijspoortje in de muur aangebracht. Zo kan men van binnenuit een blik werpen in de gemetselde ruimte, waar vanaf 1921 de turbinemotor de plaats van de twee enorme raderen had ingenomen.
Voor 1921 ontleende de Ronkensteinse molen zijn kracht aan het vallende water van de Schellekensbeek. De molen van Ronkenstein is dus onder te brengen in de categorie bovenslagmolens.

De vroegste vermelding van het molenaarsvak in Reuver dateert uit 1531. Op de cijnslijst van Nieuwenbroeck, het kasteel in Beesel van de familie Van Holthausen die sinds 1410 het kasteel bewoont, komen twee personen voor die een nijverheidsberoep uitoefenen:
Benevens was er nog de molenaar van Ronkenstein.
In de achttiende eeuw kreeg de molen van Ronkenstein gezelschap van enkele pittoreske bouwwerkjes, een groepje streekeigen boerderijen. Het laatste boerderijgebouw verrees in 1777 en diende later als molenaarshuis. Ronkenstein had zijn aanzien gekregen en dat gezicht heeft de buurtschap heden ten dage, ruim twee eeuwen na voltooiing van de laatste hoeve, nog.
Ook de naam Ronkenstein, hoogstwaarschijnlijk ontleend aan Johan van Ron(c)ken, eertijds schepen van Beesel, bleef door de eeuwen heen bewaard.
Overigens zou de streek nabij de molen in vroeger jaren, onveilig zijn gemaakt door een bende struikrovers. Een oud verhaal, dat in Reuver nog altijd wordt verteld, vermeldt, dat de rovers onder een bruggetje over de beek hun slachtoffers opwachtten, nadat zij over de weg een draadje hadden gespannen, waaraan een belletje was bevestigd. Als de ongelukkige passant het touwtje aanraakte of zelfs erover struikelde, klingelde het belletje en konden de bandieten hun slag slaan. Volgens het klingelen van het belletje heet de beek thans Schellekensbeek, aldus het verhaal, dat overigens erg veel gelijkenis oproept met de werkwijze van de in heel de Nederlands-Belgisch-Duitse grensstreek gevreesde Bokkerijdersbende.

Terug naar de watermolen. Tot 1802 had de watermolen in Ronkenstein een monopoliepositie in Beesel/Reuver. Daar kwam bij, dat de Ronkensteinse molen als adellijk goed - bezitting van de heren van kasteel Nieuwenbroeck - niet onder de belasting viel. In 1802 kwam er aan die bevoorrechte positie een abrupt einde. De Franse heersers maakten korte metten met de zogenaamde heerlijke rechten, waaronder ook het molenrecht viel. Nog in hetzelfde jaar werd in Beesel, op de plaats waar nu de Molenberg ligt een standerdmolen gebouwd. Die molen is in 1848 afgebroken. De molen, die thans in Beesel staat, de Grauwe Beer, kwam pas in 1892 van Zaandam, waar hij in 1604 was gebouwd, naar het Noord-Limburgse dorp.
Van de Ronkensteinse molen werden in 1921 de waterraderen vervangen door een turbine: in die dagen een algemeen voorkomende 'ingreep'. De waterradmolen van weleer was een turbinemolen geworden en ook de functie van olieslagerij had plaats moeten maken voor die van graanmolen. Ene Stox bemaalde de molen in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog. Cremers was de laatste molenaar. Rond 1950 draaiden de twee koppel stenen in het molengebouw hun laatste rondes.

In de Tweede Wereldoorlog was de molen van Ronkenstein als door een wonder gespaard gebleven. In de laatste oorlogsdagen kreeg Reuver zijn portie oorlogsgeweld toebedeeld. Duitse en Engelse granaten gierden over de vijver, de Schellekensbeek, maar ook over de molen, die er echter heelhuids vanaf kwam. Tijdens de oorlogsjaren hadden trouwens velen vlakbij de molen een onderkomen gezocht om te ontsnappen aan de razzia's van de Duitsers.
In die gruwelijke oorlogsjaren draaide de molen op volle kracht. Van ver uit de omtrek, tot zelfs uit Venlo, trokken de mensen naar de molen in Reuver. In de winterdagen met sleden over de besneeuwde landweg, die toen naar Ronkenstein leidde.
Zoals de familie Van Holthausen, Van Baexem, Bosmans, Junckers, Van Aefferden en Ruys op het kasteel Nieuwenbroeck in Beesel plaats moesten maken voor baron von Kempis (die overigens in Duitsland woont en het kasteel laat beheren door rentmeester Weichs de Wenne uit Geysteren), zo moest ook de molenaar van de Ronkensteinse molen het veld ruimen.
Het molengebouw werd in 1961 verkocht aan de glaskunstenaar Joep Nicolas. In 1966 ging deze er wonen en brak daartoe de molen uit.

De kooptransactie van destijds heeft enkele jaren later nog een staartje gekregen. Wat was namelijk het geval? In feite was Lambèr Thijssen alleen maar vruchtgebruiker. De molen was eigendom van de familie Stox-Thijssen. Molenaar Stox overleed, maar diens echtgenote bleef eigenaresse van de molen. Lambèr Thijssen trok bij zijn zus in, toen zijn vrouw en dochter waren overleden. Mevrouw Stox kwam te overlijden en Lambèr trok in het molenaarshuis van 1777. De molen verkocht hij aan Joep Nicolas. Enkele jaren later werden alle bezittingen van de familie Stox in café Cremers (molenaar en neef van Stox) publiek geveild door de 111 erfgenamen neven en nichten van Stox en Thijssen. Die erfgenamen wilden toen geen bezwaar meer maken tegen transactie van de molen door Lambèr Thijssen. Op de publieke veiling kocht de gemeente Beesel alle landerijen, het woonhuis en twee schuren van de erfgenamen Stox en Thijssen.
-----

De oorspronkelijke molen werd waarschijnlijk in de tweede helft van de 15e eeuw gebouwd en bevond zich enkele tientallen meters achter de huidige molen. In 1487 werd de molen voor het eerst beleend.

Vanaf 1730 was er aan de overkant een oliemolen (Tenbruggencatenummer 15528).

In 1761 schijnen beide molens enkele tientallen meters stroomopwaarts te zijn verplaatst, uit die tijd dateert dus ook de wijer.

In 1809 kon de korenmolen, mede-eigendom van molenaar Godefridus Driessen, 1500 pond graan per dag verwerken. In 1819 had de dubbele molen drie raderen, een voor rogge, haver en gerst, een voor boekweit en een voor olie. In de tweede helft van de 19e eeuw raakte de oliemolen in verval en werd afgebroken. In 1921 werden de beide overgebleven raderen en het drijfwerk vervangen door een Francis-turbine die geplaatst werd in een turbinekamer met een breedte van 2,25 m binnenwerks. De laatste molenaar was Sef Cremers (1940-1956).

Bron: De molen van Offenbeeck of de onderste molen/ de molen van Ronckenstein of de bovenste molen, J. Ickenroth, Jaarboek 1981 Heemkundige Vereniging Maas- en Swalmdal.
nog waarneembaar

aanvullingen

trivia
De bijbehorende molenvijver is onlangs in 2003 weer geheel opgeknapt.
-----

(*)
Tarwerad 2,56 m Ø, 81 cm breed, schephoogte 27 cm.
Roggerad 2,60 m Ø, 114 cm breed (1856, in 1894: 100 cm), schoephoogte 25 cm.