Molen (koren- en oliemolen), Vessem

Vessem, Noord-Brabant
v

korte karakteristiek

naam
(koren- en oliemolen)
modeltype
Kantige molen, grondzeiler
functie
korenmolen, oliemolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
02842 a
oude dbnr.
V3863
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Vessem
plaatsaanduiding
gemeente
Eersel, Noord-Brabant
streek
De Kempen
geo positie
X: 148750, Y: 381685
N: 51.42425, O: 5.29734

constructie

modeltype
Kantige molen, grondzeiler
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
plaats bediening
grondzeiler
bediening kruiwerk
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
verbrand
opvolger
geschiedenis
In 1836 richtten Martinus Peters, particulier, en zijn verweduwde zus Dorothea Peters, winkelierster, zich tot de gemeente met het verzoek een windgraan- en oliemolen te mogen oprichten midden op de heide op de zogeheten Aard van Oerle. Burgemeester en wethouders stelden vervolgens een onderzoek de Commodo et Incommodo in, verplicht volgens het "Besluit van den 31sten Januari 1824, rakende de vergunningen ter oprigting van sommige fabrijken en trafijken". Bij Koninklijk Besluit (Staatsblad nr. 19) moest er immers onderzoek plaatsvinden om te voorkomen dat "eene ongepaste daarstelling of verandering, baarblijkelijk het publiek met gevaar, schade of hinder kunnen bedreigen". Het openbaar gezag, in dit geval het plaatselijk bestuur, kwam blijkens hun proces-verbaal tot de conclusie dat er geen redenen van bezwaar waren en de oprichting ”alleszins met de belangen en algemeen gerief dezer Ingezetenen en dezere Gemeente overeen te brengen is”. De molen trof immers geen "bewoners der huizen naast aan de opterigten trafijk of fabrijk gelegen, in hunne belangen" (citaat uit Besluit van 31 januari 1824) en zou een belangrijke rol vervullen in de gemeenschap die daarmee van de dagelijks benodigde olie en meel werd voorzien. De molen, middelpunt van bedrijvigheid, kwam te staan op de (Buik)heide, nabij het woonwagencentrum tegenover de huidige sportvelden.

Eind oktober 1893 meldde de Peel- en Kempenbode haar lezers: “De nieuwe windmolen van den Heer J. Peeters is onder dak, de nationale vlag kondigde zulks aan, niet op de plaats waar de vorige door brand vernield werd, maar in de kom van het dorp, dat in dezen nieuwen molen een waar sieraad rijker wordt”. De brand woedde slechts een paar maanden eerder. Zowel de Peel- en Kempenbode als de Meijerijsche Courant, naast Panken in zijn dagboeken, berichtten erover.

Meijerijsche Courant 17 juni 1893:
Vessem- 14 juni.
Heden omstreeks half zes geraakte de graanmolen van den Heer P. Peeters alhier in brand. Ofschoon de moolenaar het onheil spoedig bemerkte en uiterste pogingen aanwendde, om het vuur te blusschen, bleek het ras, dat alle moeiten vergeefsch waren. Geen wonder, de molen was geheel met riet gedekt, de vlammen liepen naar alle zijden als vurige slangen langs de wanden van het gebouw, en in weinige oogenblikken was alles in eene vuurzee herschapen. Nog eenmaal draaiden de wieken in het ronde, ’t was voor de laatste maal, kort daarna stortten zij met donderend geraas naar beneden. Naar het schijnt, is de brand ontstaan in den schoorsteen van den oliemolen. De molen, die in 1837 gebouwd was, is slechts voor 4000 gulden verzekerd, zoodat de eigenaar, die bovendien al zijne granen verloren en brandwonden aan beide handen bekomen heeft, groote schade lijdt.


Peel- en Kempenbode 17 juni 1893:
Vessem.
Woensdag, omstreeks 5 uur na den middag ontstond brand in den graan- en oliemolen van den eigenaar J. Peeters alhier. Door den oostenwind aangewakkerd, greep het vuur zoo snel en met zulk een kracht om zich heen, dat aan blusschen niet viel te denken. Binnen oogenblikken slechts stond het gansche gevaarte, dat geheel uit hout was opgetrokken, in volle vlam en weldra stortte krakend en knetterend het gebouw in elkaar. Slechts een paar, half door het vuur verteerde balken zijn door het vernielende element overgelaten. Naar men ons verzekerd is de eigenaar door assurantie enigszins tegen de aanzienlijke schade gedekt.


Martinus (1800) was de zoon van Jacobus Peeters en Wilhemina Beerens. Hij huwde kort na de stichting van de molen met Waltera van Oudenhoven. Al spoedig, in 1840, kregen zij een zoon en vernoemden hem naar grootvader. Ook hij hield in 1875 de naam Jacobus in eer met een gelijknamige zoon, gevolgd door de volgende generatie Jacobus Peeters in 1926. De molen in de kom van Vessem draagt dan ook met recht en eer de naam “Jacobus”, verwijzend naar vele generaties Jacobus Peeters.

Martinus kreeg ook nog een dochter Willemijna en een zoon Jan. Vlak na de laatste geboorte overleed de moeder. Dochter Willemijna werd ook niet volwassen. Toen Martinus in 1870 stierf, bleef de molen gerund worden door de broers Jacobus en Jan. In 1875 besloten ze elk voor zichzelf verder te gaan. De “Graan en Oliemolen met het daarbij behoorende staande en loopende gangwerk, benevens de vaste en losse gereedschappen” kwam in bezit van Jacobus. Wonen deed de molenaar in het centrum in een woonhuis-café met de toepasselijk naam “Molenhuis” dat tot aan het afbranden in 1937 stond op de hoek tussen Café-restaurant “De Gouden Leeuw” en Café Van de Ven.
In 1893 werd de molen niet herbouwd op dezelfde plaats, maar in de dorpskom van Vessem.

(zie ook: Baardwijk, G. (1993), Bergkorenmolen ‘Jacobus’ te Vessem – honderd jaar, en Baardwijk, G. (1993), Vessem en zijn molens.
Bron: Biggelaar, J. e.a., De Hooge Dorpen: 700 jaar Vessem-Wintelre-Knegsel.
Bart Beex, 26 december 2006.