Molen Papiermolen van Willem Boye, Gennep

Gennep, Limburg
v

korte karakteristiek

naam
Papiermolen van Willem Boye
modeltype
Watermolen
functie
papiermolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
beek
Niers
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
07367
oude dbnr.
V3752
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Gennep
plaatsaanduiding
op de Niers
beek
Niers
gemeente
Gennep, Limburg
streek
Noord-Limburg
geo positie
X: 195350, Y: 412756
N: 51.70211, O: 5.97091

constructie

modeltype
Watermolen
krachtbron
water
functie
gangwerk
wateras
rad
rad diameter
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
geschiedenis
De papierproductie in de Nederlanden begon in 1428 toen hertog Adolf van Kleef een privilege verleende aan Wilhelm Boye van Nijmegen.
Op 30 november 1428 wordt aan Willem Boye toestemming verleend voor het oprichten van een papiermolen aan de Niers te Gennep.
Het stadje Gennep en het Genneperhuis maakten van oudsher deel uit van de heerlijkheid Gennep, gelegen aan de Niers tussen de Maas en het Gelderse Goch.
Daartoe behoorden ook Heijen, Oeffelt, Ottersum en het Ven.
Het einde van Genneps zelfstandige positie onder het oude geslacht van de heren van Gennep, wordt ingeluid met het overleden van Johanna van Gennep, de weduwe van Reinout van Brederode, heer van Gennep (1413).
Dan wordt beschikt dat Gennep voortaan het gezamenlijke bezit zal zijn van Johanna ’s zonen Johan, Walraven en Willem.
Deze nieuwe heren gaan enkele maanden later een overeenkomst aan met hun oom Jan I van Loon, de echtgenoot van Johanna’s zuster Margaretha van Gennep.
Bij die gelegenheid krijgt deze eenvierde deel van de heerlijkheid Gennep in zijn bezit.
Al in 1415 verwerven Jan van Loon en Margaretha van Gennep, de stichters van het Gennepse kasteel Loonenstein, dan bovendien nog het erfdeel van Willem van Brederode als onderpand.
Hierdoor werd Jan van Loon voor de helft eigenaar van de heerlijkheid Gennep.
Na de dood van zijn vrouw Margaretha in 1419, was voor Jan van Loon het bezit van Gennep, als afgelegen enclave tussen het Kleefse en Gelderse gebied, echter niet meer zo aantrekkelijk. Hij richtte zich volledig op de consolidering van zijn meer zuidelijk gelegen bezittingen en mengde zich daartoe in allerlei geld verslindende oorlogen, veten en geschillen. Zodra de gelegenheid zich voordeed, verpande Jan van Loon dan ook stad, het land en de burcht van Gennep, aan de hertog Adolf van Kleef voor een pandsom van 10.400 oude gouden schilden. Dat was op 24 juni 1424, hiermee was de helft van de heerlijkheid Kleefs eigendom. Achttien jaar later, bij de oorkonde van 20 december 1442, verkopen dan bovendien nog Reinoud en Gijsbrecht van Brederode, zonen van voorgenoemde Walraven en als zodanig de laatste heren van Gennep, door geldnood gedwongen hun erfdeel van het Gennepse aan Adolf van Kleef. Daarmee houdt Gennep als zelfstandige heerlijkheid op te bestaan en kan de hertog van Kleef zich voortaan heer van Gennep noemen. Een duidelijke illustratie van Adolf zeggingsmacht over het Gennepse mag het feit zijn, dat hij het is, die in 1428 aan Willem Boye toestemming verleent voor het oprichten van een papiermolen.

De kunst van het papiermaken, de zogenaamde witte kunst, is dan in West Europa nog relatief nieuw. Papier als import-artikel kennen we in de Nederlanden al in de dertiende eeuw. De kooplieden van de lage landen haalden het op de markten van de plaatsen Antwerpen en Brugge. De meeste steden in het oosten van het huidige Nederland waren daarentegen op de Keulse markt gericht. In 1396 kocht men, blijkens de rentmeesterrekeningen van het land van Gelre, te Keulen twee riem Lombardijs en een riem Troys papier en in 1404 staat aangetekend dat vier gulden is betaald, “om i riem Lombartspappiers mijns lieven Heeren Clercken doin brengen van Coilne”.
Ook Kleef was tot in de vijftiende eeuw geheel aangewezen op de Keulse markt. Daar was de overslag van de kleinere schepen uit het bovenland naar de grotere schepen uit de Nederlanden en daar troffen Italiaanse, Franse en Duitse kooplieden hun collega’s uit noordelijker streken. De verhouding tussen Kleef en Keulen was ondertussen echter dermate verslechterd, dat de handelsbetrekkingen gevaar liepen. Kleef moest wegen zoeken noodzakelijke importartikelen, waarvan papier er een was, van elders te betrekken.De kans die het land van Kleef daartoe in 1426 kreeg, heeft men met beide handen aangegrepen. Het hertogdom Kleef bood tot dan toe weinig gelegenheid tot de papiermakerij, die voor de fabricage zelf en voor de aandrijving van het scheprad een ruime watervoorziening eiste. Nauwelijks echter was Gennep Kleefs gebied of Adolf vestigde een papierwatermolen op de snelstromende, waterrijke Niers, die alleen in de nieuw verworven heerlijkheid door Kleefs gebied stroomde. De originele oprichtingsakte van de papiermolen te Gennep is niet bewaard gebleven. Het charter van 30 november 1428 is waarschijnlijk bij de grote stadsbrand van Gennep in 1597 verloren gegaan. In de registerboeken van Kleef bevindt zich echter wel een copie-concessiebrief.
Kort samen gevat houdt de oorkonde in, dat hertog Adolf van Kleef , aan de Nijmegenaar Willem Boye toestemming verleent om voor zichzelf en zijn nakomelingen een watermolen voor het vervaardigen van papier te bouwen en exploiteren. Bouw en exploitatie geschieden op koste van Willem Boye. De molen krijgt twee waterraderen.
Hij komt te liggen stroomopwaarts van de al aanwezige (koren)watermolen, die tot de bezittingen van Adolf van Kleef behoort, ergens tussen de twee in de rivier aanwezige vloedarken of sluizen, op de naar Willem Boyes inzicht daarvoor meest geschikte plaats.
De nieuwe molen mag de al bestaande op geen enkele manier hinderen, bijvoorbeeld door teveel of te weinig water door te laten.
Bovendien mag Willem Boye met zijn papiermolen de visserij op de Niers niet tot last zijn.
De vissers is het toegestaan bij de molensluis hun viskorven uit te leggen, maar zij, op hun beurt, mogen daarbij ook de papiermakerij niet schaden.
Zodra de molen in bedrijf is moet Willem Boye, zolang als de burcht Gennep in Kleefse handen is, op de schrijfkamer of secretarie te Kleef wekelijks een boek, dat wil zeggen 24 vel in elkaar geslagen papier afleveren.
Dat papier zal door de hertogelijke kassier per kwartaal worden betaald. Adolf van Kleef geeft daarmee niet alleen toestemming voor het oprichten van de molen, hij wordt tevens vaste afnemer van het geproduceerde papier.
De hertog heeft dan ook duidelijk belang bij de vestiging van het nieuwe bedrijf; door de papiermolen van Willem Boye wordt de voor het bestuurlijke en culturele centrum Kleef zo belangrijke papiervoorziening veiliggesteld en is men niet langer aangewezen op de onzekere Keulse markt.

Informatie van P.Pouwels

aanvullingen

trivia
NB De aangegeven locatie is een gissing gebaseerd op de beschreven ligging.
Mogelijk lag de papiermolen op dezelfde plek als de latere oliemolen?
Redactie.