Molen Borgermolen, Schinnen

Schinnen, Limburg
v

korte karakteristiek

naam
Borgermolen
modeltype
Watermolen
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
restant
beek
Geleenbeek
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
fietsroute
fietsroute in de buurt van Borgermolen via fietsnetwerk.nl
Ten Bruggencate-nr.
01114
oude dbnr.
V317
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 01114 Borgermolen (Schinnen)
Foto: Marnix Bogaerts, 21 juli 2008

locatie

plaats
Schinnen
plaatsaanduiding
beek
Geleenbeek
gemeente
Beekdaelen, Limburg
streek
Zuid-Limburg
kadastrale aanduiding 1811-1832
Schinnen A (3) 1169 Karel Gaspar Deweichs de Wenne, rentenier
geo positie
X: 188501, Y: 328491
N: 50.94516, O: 5.86387

constructie

modeltype
Watermolen
krachtbron
water
kenmerken
functie
inrichting
n.v.t., maalinrichting verwijderd, thans woning
gangwerk
wateras
rad
rad diameter
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
restant
bouwjaar
verdwenen
onttakeld
geschiedenis
De Borgermolen stond bij het kasteel, het Huis Schinnen qenaamd, dat de zetel van de heerlijkheid was. De molen was in zijn tijd een der schilderachtigste molens van Limburg en is dan ook vele malen met verf en penseel op doek en papier vastgelegd. Het uiterlijk van de molen week totaal af van de molen van Heisterbrug. die laag van bouw was. De Borgermolen had een verdieping en een hoog schilddak, gedekt met pannen. De molen is uitsluitend voor het malen van graan gebruikt en was als zodanig voor de Franse Tijd de banmolen van de heerlijkheid Schinnen.
Tot op het einde van de 19e eeuw had de molen twee houten waterraderen die bij de waterpeilvaststelling in 1854 voor het eerst werden omschreven. Zij hingen schuin achter elkaar in een eigen ark en elk rad had zijn eigen maalsluis. die door een haal werd bediend. Links van de middenark stond in het gebint een lossluis. De onderlinge verschillen in de afmetingen van de raderen waren gering. Het voorste rad. dat langs de gevel hing en de roggemolen aandreef had een middellijn van 5,46 m. en een breedte van 0,78 m. en het achterste rad, dat in de middenark draaide en de tarwemolen aandreef, had een middellijn van 5,28 m. en een breedte van 0,76 m. Elk koppel stenen moet een eigen enkelvoudig gangwerk hebben gehad, waarbij het aswiel rechtstreeks het rondsel op de steenspil aandreef.Het achterste rad werd voor 1888 verwijderd. Bij de peilvaststelling in dat jaar was alleen het voorste rad nog aanwezig (middellijn 5,34 m, breed 0.82 m.), dat met een krop was uitgevoerd en als middenslagrad functioneerde. De Geleenbeek splitste zich ongeveer 170 m boven de molen weer in twee takken. In de afslagtak stond een verdeelwerk met twee lossluizen. Deze tak stroomde langs de achterzijde van het kasteel en verenigde zich bij de Spaubeker oliemolen met de molentak.

De Borgermolen wordt voor het eerst genoemd in 1501 als Frederic Schellaert van Obbendorf, die in 1500 overleed, de heerlijkheid met alles wat er toe behoorde aan zijn twee zonen schonk. die toen ook de halve heerlijkheid Geysteren bezaten.Evenals de molen van Heisterbrug was de watermolen van Ter Borg in het begin van de vorige eeuw eigendom geworden van Caspar Carel. baron de Weichs de Wenne, rentenier in Geysteren.
Na zijn dood werd bij de deling van de nalatenschap in 1853 het kasteel met de hoeve en de watermolen Ter Borg en alles wat er toe behoorde toegewezen aan Theresia, barones de Weichs de Wenne, gehuwd met Clemens, baron de Loé, die in Troisdorff (Oostenrijk) woonachtig was. In 1872 vestigde hun zoon, eveneens Caspar genaamd. kamerheer van de keizer van Oostenrijk en gehuwd met Eugenia, gravin von Golstein de Breihl, zich op het kasteel. In 1880 stierf zijn echtgenote onverwachts en het volgende jaar vestigde Caspar zich te Kappeln bij Osnabrück. Sinds die tijd is het kasteel onbewoond gebleven. Pachters van hoeve en molen Ter Borg zijn van 1839 tot 1925 leden van de familie Pijls geweest.
In 1918 verkocht baron Caspar, die na scheiding en deling in 1911 eigenaar van de goederen was geworden het kasteel de molen en andere aanhorigheden aan Georg August Kesting, directeur van de Handelsvereniging Reiss & Co. te Amsterdam en woonachtig in Overveen. Hij werd voor de helft eigenaar, de andere helft stond op naam van Geert Frederik Henderik van Kooten Kok. particulier te 's-Gravenhage. Kesting en de erven Van Kooten Kok verkochten de hoeve en de molen in 1938 aan de civiel ingenieur Gerardus Cornelius Michaë1 Smits te Amsterdam, gehuwd met Marie Hubertine Francoise Elise Vrijens. Smits was oud-directeur van de Deli-Spoorweg Maatschappij en vestigde zich later in de buurtschap Heek op Huize de Heek te Hulsberg. In 1943 verkocht Smits de tot woning verbouwde molen met schuur, schop en erf aan de ongehuwde Roelof Smits. landbouwer en grondeigenaar, wonende op hoeve Terborgh.

De Borgermolen is tot in het midden van de jaren dertig in bedrijf geweest. de laatste jaren daarvan alleen voor eigen gebruik van de pachter van de hoeve Ter Borg of Terborgh. De molen was toen reeds zodanig vervallen dat herstel als molen niet lonend was. Watermolens werden toen nog niet als monument gerestaureerd, ondanks het feit dat ze vaak in de 'Voorlopige lijst der Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst' waren vermeld. Subsidies en andere gelden van overheid en instellingen waren daarvoor niet beschikbaar. Ir. G. Smits, liet de molen tot woonhuis verbouwen, waardoor van het oorspronkelijke functionele karakter weinig over bleef.

nog waarneembaar

aanvullingen

trivia
foto 1: Het molengebouw
foto 2: Duidelijk zichtbaar is nog waar de muurdoorvoering van het molenrad is geweest.
foto 3: Nog een mooi plaatje van de direkte omgeving van de voormalige molen.

-----

Op 30-11-1927 berichtte Het Volk het volgende:

Nabij Schinnen had maandagmiddag, een droevig ongeluk plaats. De 14-jarige A. S. werd door een drijfas gegrepen, die zich bevindt tussen een graanmolen en een boerderij "Huis ter Borg" . Een autobestuurder ontdekte het ongeval en waarschuwde de mensen die zich in de molen bevonden. De molen werd onmiddellijk tot stilstand gebracht maar het was reeds te laat. De jongen was vreselijk verminkt en reeds overleden. De kleren waren geheel van zijn lichaam gescheurd.

Het slachtoffer heette Adrianus Stuijts, geboren te Gladbeck, overleden op 28-11-1927 (overlijdens akte – Openarchief)/RHCL

Ingezonden door Caroline Schaeffer, 16 juni 2021