Molen De Gekroonde Hoop / Het Rasphuis / Het Geloof, Zaandam-Oost

Zaandam-Oost, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Gekroonde Hoop / Het Rasphuis / Het Geloof
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
zaagmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
04912 n
oude dbnr.
V2862
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 04912 n De Gekroonde Hoop / Het Rasphuis / Het Geloof (Zaandam-Oost)
Foto: begin 1898 (coll. F. Rol)

locatie

plaats
Zaandam-Oost
plaatsaanduiding
Kerksloot nz., halverwege de Gouw en de Weer
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
streek
Zaanstreek
kadastrale aanduiding 1811-1832
Zaandam D (1) 109 Jacob Middelhoven, koopman
geo positie
X: 117591, Y: 495330
N: 52.44447, O: 4.83699
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
of 1663
verdwenen
afgebroken en verplaatst
geschiedenis
Een windbrief van De Goede Hoop werd nooit gevonden, maar op 24 december 1680 verkocht eigenaar Cornelis Zymonsz zijn molen voor ƒ 3350,40 aan Cornelis Gerritsz (2/3de part) en zijn zoon Dirck Cornelisz (1/3de part). Een jaar later bleek het om de familie Meijn te gaan. Bij de overdracht werd vastgelegd dat de molen aan de oostkant aan land van Jan Vijselaar grensde en aan de noord en zuidkant door de Kercksloot. Er was vrij overpad gegarandeerd over de noordzijde van land dat eigendom van Zymonsz bleef. Bovendien mochten er in de noordelijke sloot balken worden opgeslagen om te wateren. Daarvoor moest wel twee gulden per jaar worden betaald.

Het geld dat Zymonsz ontving, investeerde hij onmiddellijk in een half part van de paltrok De Veltvlieger, die toen ook aan de Kerksloot stond. In de transportacte van de Banne Oostzaan werd vermeld dat land aan de noordzijde van deze molen al eigendom was van Zymonsz. Dit was vermoedelijk het land, waarover het pad naar De Goede Hoop liep, zodat beide molens dichtbij elkaar stonden. Maar op de kaart van landmeter Jacob Oostwoud en Jan van Heteren ujit 1794 is geen erf meer te ontdekken van een paltrok. De Veltvlieger stond toen aan de Zuidervaldeursloot en de Gouw.

Met de naam van Cornelis Sijmonsz is er ook onduidelijkheid ontstaan over de windbrieven van beide molens. Die van De Veltvlieger is door Pieter Boorsma in zijn standaardwerk Duizend Zaanse Molens toegeschreven aan een document van 5 september 1663, waarin Cornelis Sijmonsz Houtkooper als eigenaar zou zijn vermeld. De familienaam wordt in het document echter niet genoemd. Wel wordt de betrokken molen als wagenschotzager aan de Kercksloot vermeld. Maar dat kan dus ook De Goede Hoop of Het Rasphuis zijn. Met deze molen werd in de negentiende eeuw in elk geval permanent eikenhout gezaagd, dus wagenschot. Maar op 20 november 1652 kreeg Cornelis Sijmonsz ook een windbrief voor een wagenschotzager. Net als in 1663 moest hij 3 gulden windpacht per jaar betalen. Welke windbrief bij welke molen hoort is nog niet vastgesteld.

Tekst: Ron Couwenhoven, 20 juni 2019.
Bronnen bekend bij de redactie.
-----

Op 6 juni 1681 verzekerden Cornelis Gerritsz Meijn en Gerrit Cornelisz Meijn de molen voor ƒ 2320 tegen brand in een assurantiecontract. Zij deden mee voor ƒ 100, dit dienden zij te betalen aan een door brand gedupeerde collega.

Over de vroege geschiedenis van De Goede Hoop is verder maar weinig bekend. In 1720 was de molen het bezit van Claas Wit Zwaardemaker. Op 13 september van dat jaar sloot hij een overeenkomst met de padmeesters van de Bloemgracht betreffende vrije doorgang van het molenpersoneel. Deze overeenkomst werd als volgt genoteerd, “Anno 1720, 13 september: bij de Ingelanden gecontracteert dat Claas Wil Zwaardemaker als eigenaar van de molen het Rasphuijs en Hendrik Aalsmeer, eigenaar van de molen de Veltvlieger, voor haar en haare erven of successeuren zullen hebben een vrij en onverhinderde gang of padt voor hare knechts of iemand die bij of in haar voorsch. molens iets hebben te doen, mits betalende ’s Jaarlijks 50 Stuijvers.”
In 1726 behoorde de molen nog toe aan Claas Zwaardemaker. Wanneer hij de molen verkocht blijft onduidelijk.
In 1786 werd de molen gekocht door de Oostzaandammer houthandelaar Hendrik Stadlander.
Deze Hendrik Stadlander begon zijn houthandel in het jaar 1774 met de aankoop van de Oostzaandammer paltrok De Jonge Kat. Hij nam de molen over van zijn vader Jan Stadlander. De Jonge Kat was gelegen op het eiland in de Voorzaan. Met de aankoop van De Goede Hoop in 1786 verwierf Stadlander zijn tweede molen. De zaken gingen Stadlander voor de wind, want in 1789 kocht hij zowel de bovenkruier De Bijl als de paltrok De Veldvlieger. Na deze aankoop deed Stadlander echter De Jonge Kat weer van de hand. Vermoedelijk wilde hij zijn molens concentreren in het Oostzijderveld, De Jonge Kat was door zijn ligging op het Eiland in de Voorzaan een buitenbeentje. De drie andere molens van Stadlander lagen op een steenworp afstand van elkaar.
Kort na 1800 stierf Hendrik Stadlander. In 1804 stichtte zijn weduwe Antje van Eys samen haar schoonzoon Jacob Middelhoven de firma Weduwe Stadlander en Middelhoven. Een bedrijf dat later grote bekendheid genoot in de Zaanstreek. Wanneer Antje van Eys in 1820 overlijdt wordt het bedrijf voortgezet door de familie Middelhoven.
In 1828 werden de zaken uitgebreid door aankoop van de Oostzaandammer paltrok De Zalm. Deze molen lag iets ten westen van De Gekroonde Hoop. Met deze molens bleef de firma Stadlander en Middelhoven gedurende het grootste gedeelte van negentiende eeuw werken.
In 1872 vond de eerste grote modernisering plaats bij de firma Middelhoven. In dat jaar werd De Veldvlieger voor sloop verkocht en verrees er op het erf van deze paltrok een nieuwe stoomhoutzagerij waarop de molennaam overging. In 1876 verloor de firma Stadlander en Middelhoven de bovenkruier De Bijl door brand. Voor deze molen kwam geen vervanger.
Op 5 september 1894 raakte De Veldvlieger door onbekende oorzaak in brand en werd de fabriek geheel in de as gelegd. De Veldvlieger werd herbouwd. De nieuwe fabriek was ongetwijfeld beter ingericht dan de oude en dat was waarschijnlijk de reden dat eind 1894 de paltrok De Zalm voor sloop werd verkocht. Als enige windmolen bleef De Goede Hoop over.
De Goede Hoop was volgens overlevering een zeer vlotte zaagmolen. Met een goede wind lukte het soms om meer dan tachtig balken per dag te verwerken.
Op 7 februari 1898 werden de zagers van De Goede Hoop door een zware noordwester storm verrast. De molen liep tijdens deze storm zware schade op aan zijn binnenwerk. Mede door dit feit en gezien de fundering van de molen niet meer in orde was, besloot de directie van de firma Stadlander en Middelhoven om de molen niet meer te herstellen en buiten gebruik te stellen. Kort hierna werd de molen voor afbraak verkocht. Het achtkant van de molen werd gedemonteerd en vond een nieuwe bestemming als korenmolen in het Achterhoekse dorp Winterswijk. Aldaar werd de molen “de Oude” en later “de Venemansmolen” genoemd. De molen is daar tot op heden nog aanwezig.

Nadat de firma Stadlander haar laatste molen voor sloop had verkocht ging het bedrijf verder mee in de vaart der volkeren.
In 1911 kreeg de firma Wed. Stadlander en Middelhoven de beschikking over een eigen grote balkenhaven in de Gouw, daarvoor maakte men gebruik van een gedeelte van de Zaandammer zeehaven. Dit werd echter gehuurd. Ook vond er in 1911 een grote uitbreiding plaats in de fabriek.
In 1926 werden er grote stukken land in de omgeving aangekocht zodat de opslagcapaciteit van gezaagd en geïmporteerd hout belangrijk kon worden vergroot.
Vanaf 1918 kreeg de firma Stadlander en Middelhoven ook verkooppunten buiten de Zaanstreek. Zo was de firma actief in Arnhem, Breda, Groningen en Amersfoort.
In 1977 verliet Stadlander en Middelhoven na 170 jaar Zaandam-Oost. De terreinen en opstallen van de houthandel werden verkocht aan de gemeente Zaanstad. Kort daarna werd het complex opgeruimd. Later werd dit terrein, dat bekend stond als het ‘landje van Middelhoven’, met huizen bebouwd.
Stadlander en Middelhoven vond een nieuwe bestemming op het industrieterrein bij Wormerveer.
Zoals zoveel Zaanse houthandels ontkwam ook Stadlander en Middelhoven niet aan een noodgedwongen fusie. In 1981 fuseerde Stadlander & Middelhoven samen met Simonsz-Weeteling tot de firma Simonsz. & Middelhoven. Vier jaar later fuseerde Simonsz. & Middelhoven samen met Houthandel Donker & Schipper tot de firma Donker & Middelhoven. In 1991 bestond de houthandel nog. Kort daarna werd zij geliquideerd.

Naast de naam De Goede Hoop, werd de molen ook wel De Gekroonde of Oude Hoop genoemd. De laatste naam wekte het vermoeden op dat de molen tot de oudere zaagmolens van Zaandam-Oost behoorde. Willem Buijs noemde de molen in zijn boekje “De Windmolens aan de Zaanstreek”, Het Geloof. Ook op de landkaarten van Oostwoud en Van Heteren, en van T. Monsieur alsmede in de kadaster 1811-1832 staat deze naam.
Naast de drie Hopen, was de molen beter bekend onder zijn bijnaam Het Rasphuis, (=Tuchthuis). Over deze bijnaam schrijft Pieter Boorsma in zijn boek “Zaansche Windmolens” uit 1939 het volgende, “Deze benaming doet het vermoeden opkomen, dat het werken op dien molen niet tot de prettige bezigheden heeft behoord. Mogelijk heeft er, al vroegtijdig, een meesterknecht, -een “ongemakkelijk mensch”- de lakens uitgedeeld, zoodat de andere werklieden gezegd hebben: “Je kenne net zoo goed in 't rasphois zitte, as op die mole male.” Want er waren inderdaad “lastige potentaten” onder de chefs der houtzaagmolens, zoo stond b.v. een hunner bekend als de Beul.”

Verder schreef Boorsma nog de volgende overlevering op over de molen, “Tijdens een nacht met zeer zware mist zou de molen zijn verbrand, zonder dat iemand dat had opgemerkt. Toen de houtzagers den volgenden morgen, terwijl de mist nog even ondoorzichtig was, op het molenerf arriveerden, kwamen ze tot de ontdekking, dat van hun molen slechts een verkoolde massa restte. In geen enkele der “brandboekjes” wordt evenwel melding gemaakt van het verbranden van ‘t Rasphuis, zoodat het niet gewaagd mag heeten deze overlevering naar het rijk der fabelen te verwijzen.
Toch is er misschien iets waars in, want onder den molenvloer waren sporen van brand waar te nemen, enkele balken waren zwart en min of meer door vuur beschadigd, dit was in 1889 nog te constateeren. Mogelijk is er dus, tijdens een mistigen nacht, onder den molen een begin van brand ontstaan en hebben werklieden des morgens het vuur intijds kunnen blusschen. Dat voorval is dan vermoedelijk oververteld, “van geslacht op geslacht” en, steeds aangedikt, uitgedijd tot het genoemde verhaal.”


Bronnen:
“Duizend Zaanse molens” P.Boorsma 1968 blz. 120
“de Zaende” 5e jaargang 1950 blz. 135
“Molens in de Zaanstreek in oude ansichten deel 2” T.Neuhaus 1987 blz. 3
“Zaanse Windmolens” P.Boorsma 1939 blz. 70-71
“Encyclopedie van de Zaanstreek” 1991 blz. 474/ 673
- "1100 Zaanse Molens", Ron Couwenhoven 2015, blz. 110-111.

aanvullingen

trivia
In de molen zat een gietijzeren bovenas van de fabriek De Prins van Oranje, `s Gravenhage, uit 1875 met het nummer 75.
-----

Bij de foto:
Deze opname werd gemaakt vanuit het westen. Hij toont de molen kort voor de afbraak in 1898. De zeilen zijn reeds van de roeden afgenomen en de molen maakt een ietwat vervallen en verveloze indruk.
-----

De locatie is gebaseerd op de kaart van Oostwoud en Van Heteren uit 1794.