Molen De Tulp, Assen

Assen, Drenthe
v

korte karakteristiek

naam
De Tulp
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
zaagmolen, korenmolen, pelmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
00687 b
oude dbnr.
V2697
Meest recente aanpassing
| Algehele revisie gegevens
media-bestand
Molen 00687 b De Tulp (Assen)
Detail kadasterkaart 1811-1832

locatie

plaats
Assen
plaatsaanduiding
aan de Vaart Z.zijde, 1km ten W van de Kolk
gemeente
Assen, Drenthe
kadastrale aanduiding 1811-1832
Smilde L (1) 80 [1834: Assen H (1) 85] Aalt Willem van Holten, burgem.
geo positie
X: 232137, Y: 557032
N: 52.99473, O: 6.53609

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
1899 verbrand 1901 restant gesloopt
geschiedenis

In de vorige eeuw zag men vanaf de markt uitkijkend langs de Drentsche Hoofdvaart net voorbij de laatste knik aan de zuidzijde van het kanaal een molen staan. Het was de houtzaagmolen de Tulp met een bijbehorende balkenkolk. Over de verbinding tussen de Vaart en de balkenkolk lag een brug in de weg langs het kanaal, sinds 1921 een vaste verbinding. Vanaf de noordzijde van de Vaart is die nog goed zichtbaar als een lichte verhoging in de weg. Restanten van de balkenkolk zijn nog te vinden op het terrein van de Johan Willem Frisokazerne, terwijl de herinnering eraan nog voortleeft in de naam Balkenweg.
Deze Asser zaagmolen was niet de enige in Drenthe en zeker niet de oudste. Oudere exemplaren zijn gebouwd in Meppel en aan het Peizerdiep. Het initiatief tot de bouw van deze Asser zaagmolen werd genomen in het jaar 1780, het jaar waarin de Drentsche Hoofdvaart tot Assen was doorgetrokken. Deze vaart was van levensbelang voor een zaagmolen, die namelijk niet zonder water kan.

In 1780 dienden Dr. Lucas Oldenhuis Kymmel en "studiosus" (student) J.H.P. van Lier een verzoek in bij het Ridderschap van Eigenerfden - het landschapsbestuur - waaruit bleek dat zij overwogen "om ongeveer bij Assen een zage molen te laaten zetten". Vanwege de grote kosten die daaraan verbonden waren en omdat zij "bedugt zijn, dat anderen met dergelijke voornemens mogten zwanger gaan", verzochten zij "voor een aanmerkelijk aantal van jaaren, te beginnen van die tijd af, wanneer de vaart tot Assen toe zal navigabel (bevaarbaar) zijn" om een octrooi voor een zaagmolen gelden voor het gehele Rolder dingspil. Ze zouden dan met andere woorden de enige zaagmolen in dat dingspil mogen hebben. Hun verzoek werd ingewilligd.

21-03-1780: Op 21 maart 1780 kregen Kymmel en Van Lier een octrooi voor 25 jaar "heden over vier jaaren te beginnen (...) mits zondanige zaagmolen binnen vier jaaren na dato deser in gereedheid brengende". 

De hoofdvaart was dat jaar al"navigabel" en de bouw van de zaagmolen is kennelijk terstond ter hand genomen. Al in 1782 dienden Kymmel en Van Lier namelijk een rekest in waarin zij aangaven dat zij "van voornemens waaren dezelfde mede tot een pelmolen te appropiëren, maar bedugt waren dat anderen tot hun groot nadeel iets dergelijks mogten ondernemen".

1781: De jonge Van Lier werd in het rekest van 1781 Doctor genoemd. Hij was dat jaar gepromoveerd in Groningen op een proefschrift getiteld De Jure Venti (Over het recht van de wind), waaruit blijkt dat hij zich ook wetenschappelijk interesseerde voor windmolens. Overigens gebruikte hij later de titel meester. Johannes Hendricus Petrus van Lier (1759-1823) zou later enige tijd burgemeester van Assen zijn en vanaf 1811 president van de Rechtbank van Eerst Aanleg aldaar. Zijn vader was ontvanger-generaal van de Landschap Drenthe en de voornaamste auteur van de Tegenwoordige Staat van het Landschap Drenthe. 
In 1785 moest hij Drenthe verlaten vanwege tekorten in de Landschapskas. Zijn zoon redde het huis Overcingel te Assen uit de failliete boedel. Hij trok zich ook terug als exploitant van de molen, maar het is niet duidelijk of die beslissing iets met het voorgaande te maken had.

12-07-1782: Groninger courant
"By de Nieuwe Pelmolen tot Assen, zyn opregte Engelsche Pelsteenen, van de beste zoorte te koop."

09-12-1788: Ommelander courant
"Men presenteert uit de Hand te Verkoopen, op zeer favorabele Conditien: De zeer neringryke geoctrojeerde hout-zaagmolen; (waarin ook een Compleet Pelwerk is) met zyn Gereedschappen, vier fraaij wooningen, en een hoek grond er by, groot ruim 6400 Vierkante roeden Groninger maat, als mede een grote droogschuure voor het Hout, staande by Assen in 't Landschap Drenthe. Willende de Verkoper er wel een portie van de Kooppenningen over houden, als mede ook wel een portie in de fabriek behouden, zonder met de Administratie van dezelve iets te doen te hebben: die nader onderrigt begeert of hier aan gadinge maakt, kan zich ten spoedigsten addresseren by den Heer en Mr. L.O. Kymmell op 't Cloosterveen. Kunnende de Moolen direct of op aanstaande May 1789 aangevaard worden."

1832: De molen werd in 1832 gebruikt als zaag-, koren- en pelmolen. 

In 1862 was er ook een olieslagerij aanwezig, die de laatste twee jaar van het bestaan van de molen buiten gebruik was omdat er in de zagerij meer te doen was.

27-05-1885: Het nieuws van den Dag

Te Assen is zaterdag zekere H. Blomsma, werkzaam op den houtzaagmolen van den Heer Westerdijk, aldaar, van de zwikstelling gevallen en heeft zich daarbij zoo ernstig bezeerd, dat zijn toestand nagenoeg hopeloos is." 

12-01-1898: Provinciale Drentsche en Asser Courant, 12 jan. 1898: 
"Arrondissements-Rechtbank te Assen.
Zitting van Maandag 10 Jan. In den nacht van 11 op 12 Dec. 11., toen de weduwe Jonker te bed lag en Roelfien Ottens, die bij haar inwoont, voor het raam zat, werd er op de deur harer woning geklopt en door iemand, die aan zijn stem herkend werd als Hendrik W. te Assen, gezegd, dat de deur moest worden opengedaan, anders werd zij ingetrapt. Er werd ook werkelijk tegen de deur getrapt, de grendel vloog er af en de deur open. W. kwam binnen, greep Roelfien bij de keel, krabde haar over de lip en sloeg een vijftal glasruiten in. Het O. M. eischt 3 maanden gev. straf tegen W.
Roelof de V. te Kloosterveen bekent zich in den avond van 11 Dec. 11. te hebben schuldig gemaakt aan diefstal van een plank, welke bij den zaagmolen, genaamd »Tulp", van den heer A. W. Westra van Holthe lag. Hij bracht de plank naar de woning van Geert Boer en vroeg dezen de plank voor hem op te bergen, waaraan Boer voldeed _ door de plank op zolder te brengen, waar zij later door de marechaussee werd in beslag genomen. Beklaagde zegt uit armoede de daad te hebben gepleegd, hij wilde de plank verkoopen. De bekentenis wordt door de verklaringen der getuigen Teunis van Urk, Anne Post en Geert Boer voldoende bevestigd; de waarde der plank wordt op f 0.80 geschat. Het 0. M. eischt 3 weken gev.straf tegen Roelof de V."

1899: Na de brand van deze molen in 1899 bezat de eigenaar nog een tweede houtzaagmolen in Assen: de Lelie, gebouwd in 1840. Plaats Vaart N.Z. 
Het is op laatstgenoemde plek dat een woonwijk is verrezen.
Jan Eefting, 20 jan. 2006.

In 1901 werd de molen afgebroken en herbouwd te De Wilp

18-10-1901: Nieuwsblad van het Noorden
"Aanbesteding:
De ondergeteekende wenscht aan te besteden:
Het afbreken van een HOUTZAAGMOLEN, staande te Assen, en het weder opbouwen voor KORENMOLEN te de Wilp, gem. Marum.
Inlichtingen te bekomen bij IJ. REINDERSMA te de Wilp, gem. Marum, en bij R.A. BRON. De Wilp, Oct. 1901.
Y. REINDERSMA"

nog waarneembaar

Op het terrein waar eens de molen stond heeft later nog een stoomhoutzagerij gestaan, waarvan de gebouwen rond 1998 zijn opgeruimd en waarop  een woonwijk is gebouwd.
Bron: onbekend.

aanvullingen

wetenswaardigheden

Lucas Oldenhuis Kymmell (1754 - 1825) zette de exploitatie van de zaagmolen voort, maar hij deelde sinds 1786 het risico met zijn broer Jan Wilmsonn Kymmell en zijn tante Gesina Oldenhuis, de weduwe van Coenraad Wolter Ellents. De broers, geboren op het huis Overcinge te Havelte, waren kinderen van Jan Kymmell (1741 - 1775) en Johanne Oldenhuis (1724 - 1764). Na de dood van hun ouders hadden hun oom Coenraad en tante Gesina, wonende op huise Mensinge te Roden, de voogdij op zich genomen. Na de dood van haar man in 1784 gaf Gesina haar neven volmacht tot het regelen van haar zaken. Jan Willmsonn Kymmell ging waarschijnlijk direct bij zijn tante wonen op Huize Mensinge, dat hij in 1818 van haar zou erven. Lucas Oldenhuis Kymmell woonde vermoedelijk al in 1780 op het Kymmellswijk nabij de Veenhoopsbrug. Hij bezat het samen met zijn oom en erfde het na diens dood. In 1785 werd Lucas Oldenhuis Kymmel benoemd tot administrateur van de vaart en venen. Voorts was hij Gedeputeerde van Drenthe. 

De nauwe persoonlijke en zakelijke band tussen tante Gesina en haar beide neven komt ook bij het beheer van de zaagmolen duidelijk naar voren. Zo blijkt uit de eerste afrekening op 15 juni 1786 dat ze een "compagnieschap" had aangegaan, waarbij elk eenderde deel bezat. Ook de door Lucas Oldenhuis Kymmell geleende gelden namen zij voor gezamelijke rekening. De eerste afrekening liep over de periode 1781 tot 1 mei 1786 en toonde een negatief resultaat van 20.091 gulden, 3 stuivers en 7 duiten. Hierin waren inbegrepen de geleende kapitalen van 4000 gulden van Dulleman te Meppel, 1000 gulden van "de Hr. Drost" 
(S.P.A. van Heiden Reinestein), 3000 gulden van de weduwe Pak te Amsterdam en 5000 gulden van Maris Mulder. De inkomsten waren opgetekend in "het boek van gort" (het product van de pelmolen). De inkomsten van de gort lopen snel terug, de opbrengst van het hout lijkt beter. In de uitgaven van de eerste afrekening was een post inbegrepen van 
f 2476-12-0 uitbetaald aan de knechten; later is dit niet meer apart vermeld. Voor het bedienen van de molen kreeg Lucas Oldenhuis Kymmell over de eerste vijf jaar in totaal 300 gulden uitgekeerd. Hoewel de molen in 1788 werd verkocht, deed Lucas Oldenhuis Kymmell nog tot 27 augustus 1803 uitkeringen aan zijn familieleden. 

In 1788 kochten Lambert Kniphorst en Cons. te Meppel de zaagmolen. Over de koopprijs "onder kortinge van de gereetschappen" van f 10.148-13-0 moest de 40e penning worden betaald ten bedrage van f 253-14-0. De totale koopsom van de 'zaagmole, toebehorende behuisingen, ende moolengereetschappen" bedroeg 11.000 gulden. 

In 1818 verkocht Kniphorst de Asser zaagmolen met toebehoren voor 14.250 gulden aan mr. Coenraad Wolter Ellents Hofstede, lid van Gedeputeerde Staten te Assen en Aalt Eillem van Holthe, arrondisements ontvanger te Dwingeloo. Op 23 oktober was een memorie van lasten, clausulen en voorwaarden gedeponeerd bij notaris Mr. M. Schukking te Assen en op 9 november vond deze veiling plaats ten huize van kastelein B.J. Zuidema te Assen. 
Bron: Jan Eefting, stellingnieuws nr. 36, mei 1998 jnjv.

trivia

Deze molen stond aan het Meppelerdiep "om het hout door het midden van het water gemakkelijker bij de molen te kunnen brengen". De grondstof was (uiteraard) hout. Het beste was eiken "om de duirzaamheyd", maar "alle zoorten van hout zaagt men" om er "deelen, ribben, latten en planken van te maken".
Als werktuigen worden genoemd de zagen met zijn ramen, gemaakt van hout en ijzer. De ramen werden in Meppel gemaakt, de zagen echter in Remscheijd in Duitsland. Een gebrek was dat "de zaagen gedurig stomp worden en zomtijds tweemondig vallen, dat is dat de takken splitzen". Het personeel bestond uit vier personen: een meesterknecht, een middelknecht, een "souirerman" (een sjouwerman?) en een jongen, allen "inboorlingen". De drie mannen verdienden (waarschijnlijk) gemiddeld 18 gulden per week, de jongen, die beneden de 18 jaar was, kreeg één stuiver per week. Op de vraag welke verhinderingen er zijn "aan den onbelemmerden voortgang der fabriek" vernemen we als verassende antwoord: "de stilte van de wind!" De gemaakte goederen werden gezonden "na alle menschen die iets gekogt hebben, en goed voor de betaalinge worden erkend", met behulp van schutten, wagens en door menschen".

Lambert Claas KNIPHORST, geb. te Meppel op 10 mrt 1705,
Grutter, houtzaag-, pelmolenaar en stijfselfabrikant, ovl. (78 jaar oud) op 10 sep 1783

Lambertus Lamberts KNIPHORST, geb. te Meppel op 20 dec 1756,
Grutter, houtzaag-, pelmolenaar en stijfselfabrikant, ovl. (53 jaar oud) te Meppel op 10 dec 1810

Lambert KNIPHORST, geb. te Meppel op 20 mrt 1785,
Houthandelaar te Meppel, ovl. (69 jaar oud) te Meppel op 10 dec 1854).

Westra van Holthe zou ook eigenaar zijn geweest van deze molen.