Molen Heetmolen, Wekerom

Wekerom, Gelderland
v

korte karakteristiek

naam
Heetmolen
modeltype
Kantige molen, grondzeiler
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
00388
oude dbnr.
V2134
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 00388 Heetmolen (Wekerom)
Foto: n.n.

locatie

plaats
Wekerom
plaatsaanduiding
gemeente
Ede, Gelderland
streek
Veluwe
geo positie
X: 178165, Y: 458203
N: 52.11157, O: 5.72538

constructie

modeltype
Kantige molen, grondzeiler
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
plaats bediening
grondzeiler
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
Kantel uw mobiel om de tabellen helemaal te zien
wiekenkruis
fabrikant roenummer positie bouw fabricagejaar jaar gestoken positie jaar verdwenen lengte
Fransen ✉︎ g.n. binnen 1923 1936 binnen? 1953 23,00?
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
gesloopt
geschiedenis
Op 2 mei 1859 diende de heer W. Kok, van beroep molenaar, een verzoek in bij burgemeester en wethouders van de gemeente Ede om en windkorenmolen te mogen bouwen aan de tegenwoordige Otterlose weg te Wekerom op een stuk heide kadastraal bekend onder nummer 749. De omringende buren hadden geen bezwaar en na 17 dagen werd de vergunning verleend en kon de bouw beginnen. Er verrees een achtkante grondzeiler met een vlucht van ongeveer 22 meter, uitgerust met twee koppel stenen. De molen werd gedekt met heide, een bedekking die goedkoper was dan riet. Heide was immers volop voorhanden, de molen stond er middenin. Hierdoor kreeg de molen de naam ‘Heetmolen’ (Heet is dialect voor heide). Heide werd in deze streken wel vaker toegepast als dakbedekking.

Al vrij snel, in 1866, werd de molen te koop aangeboden, samen met een huis en drie hectare grond. Het geheel werd ingezet op 3700 gulden. Waarschijnlijk is de molen toen aangekocht door de G. van Beek. Deze was molenaar tot ongeveer 1910. Zijn vijf zonen, in de volksmond de Meulejongens, zetten het molenaarsbedrijf voort. In 1914 werd door een aantal boeren een coöperatie opgericht, dezelfde die nog steeds bestaat. Aanvankelijk was het meer een inkoop vereniging maar men had ook behoefte aan maalcapaciteit. Hiervoor werden de gebroeders van Beek ingehuurd met hun Heetmolen. Zij zorgden tevens voor het vervoer van en naar de molen met hun “meulekar”. Een paardekar met twee reusachtige wielen waarmee men in de herfst en in de winter nog redelijk over de slechte zandwegen konden rijden. Deze overeenkomst tussen de coöperatie en de molenaars ging in op 2 Juli 1915. Maar in het voorjaar van 1919 hadden deze werkzaamheden zo’n grote vlucht genomen dat de gebr. van Beek het niet meer aankonden en te kennen gaven dat ze er mee wilden stoppen.

Dit was voor de coöperatie een aanleiding om zelf maar een maalderij te bouwen wat in 1920 dan ook gebeurde. De gebr. van Beek gingen zich meer toeleggen op het boerenbedrijf en, misschien ook wel door concurentie van de coöperatie, werd de molen met een stukje grond verkocht aan de heer Kamphuis. Deze schafte zich een oude Deutz scheepsmotor aan als hulpkracht om de concurentie beter het hoofd te kunnen bieden. Tevens bouwde hij een houten woonhuis en een kleine opslagruimte bij de molen. De motor werd in een klein uitbouwtje aan de molen geplaatst en dreef het spoorwiel aan bij windstilte. Al met al was dit voor de molen een hele vooruitgang, maar de heer Kamphuis vond dit kennelijk nog niet goed genoeg. Begin 1929 vertrook hij naar Voorthuizen waar hij het waarschijnlijk beter zag zitten, want daar werd hij weer molenaar. In september 1929 werden W. van Zetten en A. Pieters uit Ede de nieuwe eigenaren. Zij waren echter geen molenaars maar hadden de molen gekocht als een soort geldbelegging. Het huis werd verhuurd en in 1930 werd de molen opgeknapt en van rietbedekking voorzien. De molen bleef door ontbreken van een molenaar stil staan tot het najaar van 1932. Toen dienden zich nieuwe huurders aan voor de molen, de Gebr. Verboom uit de Meern bij Utrecht. Er werd een roede vervangen en de molen was weer maalvaardig. Alleen lag het werk nu niet voor het opscheppen en de heren Verboom vertrokken weer. De molen stond voor de zoveelste keer stil. De heer van Zetten was inmiddels alleen eigenaar geworden en probeerde nu zelf met behulp van een knecht de molen nieuw leven in te blazen. Rond 1936 werd weer een roede vervangen en de molen draaide zo tot het najaar van 1937. Toen de molen verkocht werd aan de heer J. Schut uit Leusden. De heer Schut was wel molenaar. Hij had namelijk gewerkt op de Zandbrinker molen bij Leusden. De heer Schut was nog niet getrouwd en ging in de kost bij de buren tot februari 1938 Toen trouwde hij en ging in het molenaarshuis wonen. Het meel bracht hij rond op een transportfiets. Het oudhollands gevlucht werd voorzien van blikken platen om de voorzoom en achter de roede langs waardoor een soort stroomlijn ontstond (Verdekkering?) bij dit karwei werd hij geholpen door molenaars uit de omgeving. O.a. Ceel Roelofsen van de Doesburger molen. De oorlogsjaren werden goed doorstaan door de Heetmolen en de zaken gingen aardig goed. Na de oorlog raakte de molen echter in verval en was aan een grote opknapbeurt toe. Herstel bleef echter uit en de motor nam het malen geleidelijk over. Dit resulteerde in 1953 in de onttakeling van de molen. Naast de molenromp werd een nieuw maalderij gebouw neergezet met een koppel stenen op een maalstoel en een mengmachine, alles aangedreven door een inmiddels ook vervangen dieselmotor. De molen werd beneden alleen nog maar voor opslag gebruikt. De zaken breiden zich uit en er werd een vrachtwagen aangeschaft. Ook kwam er omstreeks 1957 voor een paar dagen per week een knecht bij. Later kwam de heer Jac. van Beek. voor de hele week in dienst. Hij was de derde generatie van Beek die op de molen werkte. In 1966 werd de opslagcapaciteit te klein en werd de molenromp afgebroken en vervangen door een nieuwe aanbouw aan de maalderij. In het begin van de jaren zeventig was de dieselmotor versleten en werd samen met het maalkoppel verwijderd en vervangen door een hamermolen die elektrisch aangedreven wordt. Toen de heer Schut gepensioneerd werd ging de heer van Beek de zaak huren en deze is nu nog dagelijks in de zaak te vinden. Van de molen is echter niets meer over ter plaatse. Het hout van de romp is door de buurman in de kachel opgestookt. Het in 1953 verwijderde gevlucht bestaat nog wel, dit zit in de molen van Rha, maar hier is inmiddels ook niet veel meer van over.

Ontleend aan J. en J.W. Top, Vrienden van de Geldersche Molen

aanvullingen

trivia
Onttakeld in 1953, later restant gesloopt.
Laatste eigenaar/molenaar was J. Schut.
Sloopvergunning van 19-8-1965.

-----
De heer Van Beek, die in 1870 de molen kocht liet een boerderij bouwen tegenover de molen.
Deze boerderij staat er nog steeds, zij het dat hij door de jaren heen wel aan verbouwingen onderhevig is geweest. De boerderij draagt momenteel de naam 't Meuleneind.
De knecht van de heer Van Zetten was de heer J.D. Waaijenberg, later werkzaam bij de CLV Wekerom eo
Het oude molenhuis van dhr Schut wordt deze week gesloopt.

Informatie van S. van de Craats, 1 mei 2012