Molen Korenmolen van Ambrosius, Heerewaarden

Heerewaarden, Gelderland
v

korte karakteristiek

naam
Korenmolen van Ambrosius
modeltype
Kantige molen, grondzeiler
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
restant
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
02475
oude dbnr.
V198
Meest recente aanpassing
| Conversie
media-bestand
Molen 02475 Korenmolen van Ambrosius (Heerewaarden)
Foto: collectie J. Vondeling

locatie

plaats
Heerewaarden
plaatsaanduiding
Molendijk 4a
gemeente
Maasdriel, Gelderland
streek
Bommelerwaard
geo positie
X: 154986, Y: 425866
N: 51.82141, O: 5.38700

constructie

modeltype
Kantige molen, grondzeiler
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
versieringen
In de nog bestaande onderbouw bevindt zich nog een verweerde gevelsteen, die bijster moeilijk te ontcijferen is. Er staat in afwisselend schuine en blokletters:

JAN AMbrosius
en Gonda? AMBROSIUS
HEBBEN aan den molen
den eersten steen gelegd
5
18 - 01
26


plaats bediening
grondzeiler
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
restant
bouwjaar
verdwenen
verbrand
geschiedenis
In 1934 werd de molen van molenaar H. Kosters na brand onttakeld. De molenaar pachtte de molen van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen te Zaltbommel.


Deze molen stond op een zomerdijk langs de Waal, de Molendijk, ongeveer 500 meter ten Noord-Westen van het dorp.
Oorspronkelijk stond op deze plaats een standerdmolen, die blijkens een gevelsteen in het bestaande restant van het achtkant in 1801 werd vervangen door een nieuwe molen.
De eerste steen voor deze molen werd gelegd door Jan Ambrosius, samen met zijn zus. Jan Ambrosius werd in 1788 of 1782 in het Brabantse Veen geboren als zoon van Willem Ambrosius en Adriane Blankers. Beide familienamen van de ouders van Jan leven nog voort in de Veense molens:
Blijkens een gevelsteen in het restant van de Veense poldermolen (Tenbruggencatenummer 01192), werd de eerste steen gelegd op 29 October 1891 door Arnoldus Blankers, voorzitter van het polderbestuur. De korenmolen van Veen (Tenbruggencatenummer 01180) werd in 1838 gebouwd in opdracht van Willem Ambrosius. Deze Willem zal ongetwijfeld familie geweest zijn van de man die de Heerewaardense molen liet bouwen. Misschien zijn ze zelfs, al is het onwaarschijnlijk, identiek.

Op het moment dan Jan Ambrosius de eerste steen legde voor de molen in Heerewaarden was hij op zijn jongst 12 en op zijn oudst 19 jaar oud. De molen zal dus niet in zijn, maar wel in opdracht van zijn vader, Willem Ambrosius zijn gebouwd. In ieder geval volgde Jan dan wel zijn vader als molenaar op. Hij trouwde met Hendrika Brouwer Kakebeen, die op 9 april 1786 in Heerewaarden geboren was. Op de eerste Kerstdag van het jaar 1837 overleed Jan Ambrosius, volgens het bevolkingsregister 55 jaar oud.

Als molenaar werd hij opgevolgd door zijn zoon Willem Ambrosius, die ongetwijfeld, naar zijn grootvader, de stichter van de molen heette. Hij was geboren op Oudejaarsdag 1822 en huwde met Odillia Dingemans die op 14 November 1826 in Kerkwijk was geboren.

Uit een artikel van G.H. Keunen in de "de Geldersche Molen" (1980 no. 3) bleek, dat Willem Ambrosius in 1847 "De oude Kooymolen" onder Dreumel kocht. Deze molen was overbodig geworden door de stichting van van een stoomgemaal van de polder van Wamel, Dreumel en Alphen in 1845/1846. Hij was daar in 1791 als poldermolen gebouwd door molenmakers S. Schalij uit Jutphaas en B. van Zijl, waarschijnlijk uit Lexmond. Het was een grote molen met een vlucht van 90 Rijnlandse voeten (ruim 28 m) en twee schepraderen. In 1819 of 1820 werden deze schepraderen vervangen door een hellend scheprad.

Waarom kocht Ambrosius deze molen? Was de in 1801 gebouwde molen afgebrand of door andere redenen aan vervanging toe? We weten het niet, maar het is anders moeilijk te verklaren, waarom hij de Dreumelse molen voor sloop kocht.

NB De heer Keunen trekt niet deze conclusie, zie Aanvullingen.
Red.

Zo verrees "de Oude Kooymolen" in 1847 vermoedelijk als korenmolen op de achtkante voet van zijn voorganger, een kilometer of drie ten zuidwesten van zijn oude standplaats, nu met een vlucht van 25 meter. Hij zou niet alleen graan malen, maar pelde ook gerst want Willem Ambrosius wordt in verschillende stukken "koorn- en pelmolenaar genoemd". Later herinnerden de brede voorzomen van een der roeden nog aan dit pellersbedrijf. Immers brede voorzomen waren kenmerkend voor de pelmolen, omdat voor dit werk zoveel kracht nodig was. Aanvankelijk had de molen drie koppel stenen, later twee. Was het verdwenen koppel stenen de pelsteen? Het was een sterke molen: bij gelegenheid werd er wel 180 mud graan op een dag vermalen; ruim 14 ton! Het zullen wel lange dagen zijn geweest!

De man die deze kapitale molen liet bouwen, Willem Ambrosius, overleed op 15 maart 1876. Om te voorkomen dat hij bij zijn vrouw, met wie hij in onmin leefde, op het kerkhof zou worden begraven, had Willem in zijn testament bepaald dat hij naast de molen wilde liggen, en zo geschiedde. Rond het grafmonument verrees een groot hek. Latere molenaars hadden bij bepaalde windrichtingen veel last van zeilslag met snelle slijtage als gevolg. Bovendien dreef de kist bij hoog water tegen het bovendeksel aan, en bonkte daartegenaan als gevolg van het draaien van de wieken. Hierom liet een latere molenaar Willem na 50 jaar herbegraven op het kerkhof. Omstreeks 1984 werd de grafkelder teruggevonden door de toenmalige eigenaars.

Na driekwart eeuw kwam de molen in 1876 dus in handen van een andere familie, want hij werd verkocht aan A.W. van Baaren. Hij betrok met zijn gezin het molenhuis bij de molen.

Na van Baaren werd Arie Kosters eigenaar van de molen. Maar dat had heel wat voeten in de aarde. Van Baaren vertrok tegen de eerste wereldoorlog naar een voor die tijd grote maalderij in Wadenoijen aan de andere kant van de Waal. Hij was bereid zijn molen te verkopen aan zijn knecht Daan Verbeek, tegen de schappelijke somma van ƒ 7000,=.
Nu was de molenaarsknecht met geld een witte raaf. Daan Verbeek was er geen uitzondering op. Maar hij had een broer die bereid was samen met hem de molen te kopen. Deze broer had onder andere in Duitsland gewerkt en daar een aardig kapitaal bijelkaar gespaard. Banken waren in die tijd, zeker op het platteland, vrijwel onbekend. Beleggen ging via de notaris of het werd onderhands afgedaan op schuldbekentenis. Zo ook de broer van Daan Verbeek. Hij had zijn spaarsommetje uitgeleend aan Arie Kosters, die gold als de meest vermogend man van het dorp. Hij kon zo ongeveer half Heerewaarden zijn eigendom noemen. Maar als zo vaak bedroog de schijn ook hier. Kosters zat ondanks zijn bezit tot over zijn oren in de schuld. Toen Verbeeks zuurverdiende en op dat moment noodzakelijk pecunia aankwamen bij Kosters bleek deze onmogelijk in staat geld vrij te maken. De zaak pakte dan uiteindelijk heel anders uit dan de Verbeeks zich voorgesteld hadden: Arie Kosters werd min of meer geprest om de molen te kopen van Van Baaren maar nu voor ƒ 11000,= dus voor ƒ 4000,= meer dan het bedrag waarvoor de Verbeeks de molen hadden kunnen krijgen. Alleen: Kosters had het geld niet; dat moest van de bank komen. Noch Kosters, noch de Verbeeks zullen tevreden zijn geweest met deze gang van zaken. Van Baaren is ongetwijfeld de meest lachende derde geweest! Daan Verbeek werd nu knecht bij Arie Kosters, maar begon na verloop van een aantal jaren een eigen zaak op steenworp afstand van de molen.
Tijdens de crisis bleek het gouden dak op het Kosters-gebouw te zwaar. Al zijn bezittingen werden voor schuld verkocht aan de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Deze aankoop zal niet los hebben gestaan van het feit, dat de burgemeester van Heerewaarden voorzitter van de afdeling in die contreien was en de ongelukkige Arie Kosters penningmeester. Twee zoons van Kosters, Dirk en Kees, huurden de molen van 't Nut".

De molen bleef volledig in bedrijf, ook bij de Kosters. In of rond 1928 was er door de gebroeders Schroot, de Deilse molenmakers, een nieuw Engels kruiwerk aangebracht. Alleen profiteerde men er niet lang van: een felle brand op 20 juli 1934, 's avond om half acht, maakte een eind aan het bestaan van de molen
De oorzaak bleek onbekend, al werd er in het dorp wel beweerd, dat de brand geen zuivere koffie was. Op een foto van de brandende molen is te zien dat de achtkantstijlen aan de onderzijde waarschijnlijk zijn ingekort omdat het onderste bintlaag heel laag in de stijlen zit. Tevens beginnen de veldkruisen pal boven het ondertafelement, meestal zitten deze een eindje hoger. De onderste veldregel zit ook erg laag. Een en ander kan er op wijzen dat men het achtkant ingekort heeft. Misschien was dit nodig omdat het achtkant van "de Oude Kooymolen" pas te maken voor de onderbouw?
De vlucht van de molen in Heerewaarden bedroeg 84-85 voet, dit is ongeveer 25 meter. Dit betekent dat het achtkant op z'n minst met ongeveer een meter is ingekort, hetgeen wel kan kloppen.

Na de brand werd achter de bewaard gebleven voet van de molen een motorhok opgetrokken en de veldmuren van het achtkant met een verdieping opgetrokken. Op de begane grond kwam nu een maalstoel te staan: de molen was herschapen in een maalderij.
De nieuwe maalderij werd gebouwd met het geld dat de verzekering uitkeerde na de brand. De gebeide broeders Kosters bleven tot in de tweede wereldoorlog malen met hun nieuwe maalderij. Kees Kosters overleefde de oorlog niet; hij sneuvelde in Rusland. De andere, Dirk, kon de verschrikkingen van de oorlog daar navertellen. Toch waren de Kosters na de oorlog uitgemulderd. In 1948 werd de maalderij met toebehoren in veiling gebracht en verkocht voor ƒ 10.000,= aan molenaar Govers uit Lithoyen. Hij was de laatste, die hier het molenaarsvak uitoefende. Na zijn vertrek, rond 1956, werd alles verkocht aan ene Van der Linde, een loonspuiter en een snoeier, die een jaar of twaalf later naar de Noord-Oostpolder vertrok. Hij gebruikte de voormalige molen/maalderij als opslagruimte.

De nieuwe eigenaar van het complex, Veenendaal geheten, verkocht de voormalige molen aan de heer Schouten uit Amsterdam, die het zeer vervallen geheel liet ombouwen tot een markante tweede woning. Deze koesterde zelfs nog herbouwplannen voor de molen, maar de kosten waren begrijpelijkerwijs voor een particulier onoverkomelijk. In de nog bestaande onderbouw bevindt zich nog een verweerde gevelsteen, die bijster moeilijk te ontcijferen is.

Uit het hierboven aangehaalde artikel van G.H. Keunen blijkt dat de molen van Heerewaarden een broertje was van de nog bestaande Beatrixmolen in Winssen en de St. Annamolen in Nijmegen. Deze molens stonden namelijk in dezelfde polder als de "oude Kooymolen" en ze waren overbodig geworden door de bouw van het stoomgemaal in 1845/1846. Toen in 1847 het stoomgemaal over zijn kinderziektes heen was konden de molens verkocht worden, wat ook gebeurde. De molens werden gesloopt en overgebracht naar hun nieuwe standplaats. Twee van deze molens zijn nog over, maar de molen van Heerewaarden helaas niet. Alleen de onderbouw herinnert nog aan deze molen.

Bronnen ondermeer:
- "Vrienden van de Geldersche Molen", E. Top.
- "De Molenaar" 1984, diverse afleveringen van "Herinneringen van een molenaar".

Op 04-04-1984 berichtte De Molenaar het volgende:
Neeltje Gerrigje van Baaren, dochtertje van molenaar van Abraham Weijert van Baaren van molen Heerewaarden, overlijdt na een slag van een wiek. Ze is dan anderhalf jaar oud.

Neeltje werd geboren te Heerwaarden op 30-06-1903. Ze overleed op 05-08-1905 om 15.30 uur. (Overlijdens- en geboorte akte – Open archief / Regionaal Archief Rivierenland)
Ingezonden door Caroline Schaeffer, 27-05-2021

De Oude Kooymolen werd verkocht aan ene Ambrosius uit Heerewaarden. Het is niet onwaarschijnlijk dat deze hem in de regio bijvoorbeeld weer als korenmolen heeft laten herbouwen. De in de jaren 1930 verbrande achtkante grondkorenmolen te Heerewaarden zal het niet zijn geweest. Bestudering van oude afbeeldingen laat zien dat deze molen een kleinere vlucht had dan de afgebroken watermolen.
Bron: artikel door G.H. Keunen in "de Geldersche Molen" 1980 no. 3.
nog waarneembaar

aanvullingen

trivia
Aanvullende informatie:
- H.G.L. van Oordt en Anneke Leger: Peter Jansz.: zijn voorouders en zijn molen te Heerewaarden alsmede enkele schetsen en genealogische staten , samengesteld uit gegevens in het familiearchief. Uitgever Vereeniging der familie Van Oordt 1968.
- J.S. Bakker en Eep Top: Verdwenen Gelderse molens: de korenmolen van Heerewaarden.
- De Gelderse Molen; Jrg. 20 nr. 2 (1993), p. 6-7, Eerder verschenen in De Molenaar (1984).
- De geschiedenis van de molen van Heerewaarden / G. van Tussenbroek. - ill. - In: Tussen de Voorn en Loevestein ; Jrg. 32 nr. 95 (december 1996), p. 24-30.
Erik Stoop, Stichting Molendocumentatie, 22 feb. 2010.

1847 – 15-03-1876 Willem Ambrosius
15-03-1876 – 03-05-1877 Wouter Ambrosius & zwager Jan Groenendaal
03-05-1877 – 08-09-1881 Johannes Marinus en Arnoldus Ambrosius Wzn
08-09-1881 – 19-08-1888 Vennootschap gebroeders Ambrosius
19-08-1888 – 05-08-1893 Johannes Marinus en Arnoldus Ambrosius
05-08-1893 – <1900 Johannes Marinus Ambrosius
< 1900 – 03-08-1921 Abraham Weijert van Baaren
03-08-1921 – jan 1934 Henri Jan Adrianus Kosters
31-01-1934 – 1 maart 1934 Ferdinand Joh. H.Peereboom
1 maart 1934 – 1947/1948 Mij. tot Nut van het Algemeen
20 juli 1934 verbrand de molen
1947/1948 – ca 1956 Hr Govers, molenaar uit Lithoyen
ca 1956 – ca 1968 Hr van der Linde
ca 1968 – onbekend Hr Veenendaal
Onbekend – heden Hr Schouten