Molen Oostrumse watermolen / Campsmolen, Oostrum

Oostrum, Limburg
v

korte karakteristiek

naam
Oostrumse watermolen / Campsmolen
modeltype
Watermolen
functie
korenmolen, oliemolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
restant
beek
Oostrumsebeek
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
03516 a
oude dbnr.
V1195
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 03516 a Oostrumse watermolen / Campsmolen (Oostrum)
Foto: onbekend, opname ca 1920, coll. Groninger Molenarchief

locatie

plaats
Oostrum
plaatsaanduiding
Buitenhof 2
beek
Oostrumsebeek
gemeente
Venray, Limburg
streek
Noord-Limburg
kadastrale aanduiding 1811-1832
Venray E (4) 894 Pieter Camps
geo positie
X: 198663, Y: 393334
N: 51.52730, O: 6.01641

constructie

modeltype
Watermolen
krachtbron
water
kenmerken
functie
gangwerk
wateras
rad
rad diameter
5 m Ø ca.
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
restant
bouwjaar
verdwenen
stilgelegd
geschiedenis
Aan de zuidelijke kant van het dorp lag op de Oostrumse Beek de Oostrumse watermolen. Plaatselijk werd hij de Campsmolen genoemd, naar de familie Camps die zowel de molen als de er bij gelegen boerderij een eeuwlang in bezit had. Het was de bovenste molen op de beek, die alleen in de natte jaargetijden over voldoende water beschikte. Deze molens werden om die reden ook wintermolens genoemd. De laatste molenaar Camps gebruikte naast waterkracht dan ook een maalstoel met een zuiggasmotor.
In 1732 werd de molen aangekocht door het nonnenconvent Bethlehem der Augustinessen, dat in de nabijheid van de molen lag. Het klooster werd in 1802 door de Franse overbeid opgeheven, in beslag genomen en openbaar verkocht. Barthold, baron De Cocq van Haeften, werd in 1806 de nieuwe eigenaar. Hij liet het klooster voor het grootste gedeelte slopen en met het materiaal zijn kasteel in Blitterswijck restaureren. In 1803 werd de molen door de domeinen verpacht. Na verschillende pachters te hebben gebad, kwam de molen in 1820 in bezit van Peter Camps en bleef tot 1917 als watermolen in deze familie.

Op het einde van de 15e eeuw werd bij een verpachting een schattingsrapport opgemaakt. De molen heeft dan een groot waterrad, een as, een kamrad, een steenrad en twee molenstenen. Het dak van het molengebouw is gedekt met pannen en het geheel bevindt zich in goede staat. Tevens wordt vermeld dat de beek niet voldoende water voor de molen aanvoert. Uit het rapport blijkt dat de watermolen een enkelvoudig gangwerk heeft, bestaande uit een aswiel dat met een rondsel direct de spil van het ene koppel stenen aandrijft. Daarmee werd volgens een beschrijving van de Venrayse molens uit 1822 rogge gemalen. In die tijd bezat de watermolen ook een oliemolen. De kadastrale legger vermeldt eenmalig dat er tevens een rosmolen was.
Na het overlijden van Peter Camps erfde Johannes Camps in 1857 de watergraan- en oliemolen. Hij was gehuwd met Theodora Maria Meeuws. Hij was molenaar en landbouwer van beroep. bovendien was hij bijna dertig jaar lid van de Venrayse gemeenteraad.
In 1888 werd de molen uitgebreid met een ketelhuis en een stoommachine. Deze machine deed dienst tot 1911 en werd toen vervangen door een zuiggasmotor, de bijbehorende gasgenerator werd in het ketelhuis geplaatst. De bestaande maalinrichting werd in die tijd aangedreven door een houten onderslagrad met een middellijn van 5,34 m. en een breedte van 0,61 m. Alles was van hout. ook de waterwerken. De maalschuif werd door een grote haal bediend.
In 1908 vond een boedelscheiding plaats en werd de molenaar Gerard of Gerardus Eduard Camps eigenaar en laatste molenaar op de Oostrumse watermolen, die in 1917 werd stilgelegd.
Op 24 september van dat jaar kocht de gemeente Venray voor 6500 gulden de stuwrechten af om een begin te kunnen maken met de uitvoering van een plan ter verbetering van de waterlossingen dat zowel de Oostrumse Beek als de Loobeek met zijbeken betrof.
De beek heeft haar oorsprong in het zuidelijke deel van de gemeente Venray, in de 19e eeuw het moerassige Steegsche Broek, en stroomt vervolgens langs de oostzijde van Venray naar Oostrum. Na de Oostrumse molen dreef de beek de zogenaamde "rosmolen" van Geysteren. Bij de Oostrumse molen had de beek de vorm van een haarspeld. Eerst liep zij een stuk parallel aan de spoorlijn Venlo-Nijmegen, kruiste de spoorlijn vervolgens bij de weg naar Wanssum, liep dan aan de andere zijde van de spoorlijn terug tot voorbij het station en kwam dan na een bocht bij de watermolen, die op de linkeroever lag.
Op 1 oktober 1917 waren het waterrad en de waterwerken gesloopt nadat de gemeente de stuwrechten had afgekocht. Nog in het zelfde jaar werden stuw en het meer dan vijf meter grote onderslagrad gesloopt. Er bleef alleen een klein watervalletje over. In die periode werd ook de grote boerderij van de familie Camps, die aan de andere zijde van de beek lag, afgebroken.
Nadat ook de motormaalderij buiten bedrijf was gesteld, kreeg het gebouw, dat nog bestaat en in een nieuwe woonwijk staat, verschillende bestemmingen, laatstelijk als gemeenschapshuis.
nog waarneembaar