Molen van Hout-Blerick / De Watermeule, Hout-Blerick

Hout-Blerick, Limburg
v

korte karakteristiek

naam
Molen van Hout-Blerick / De Watermeule
modeltype
Watermolen
functie
korenmolen, oliemolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
restant
beek
Springbeek
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
02813
oude dbnr.
V322
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 02813 Molen van Hout-Blerick / De Watermeule (Hout-Blerick)
na de restauratie

locatie

plaats
Hout-Blerick
plaatsaanduiding
Molenkampweg 3
beek
Springbeek
gemeente
Venlo, Limburg
streek
Noord-Limburg
kadastrale aanduiding 1811-1832
Maasbree B (4) 1201 D. van Meijel cs.
geo positie
X: 207038, Y: 373991
N: 51.35273, O: 6.13423

constructie

modeltype
Watermolen
krachtbron
water
kenmerken
functie
inrichting
2 koppel 17er stenen
gangwerk
wateras
rad
rad diameter
2 raderen
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
restant
bouwjaar
verdwenen
1939 buiten gebruik 1976 verbrand
geschiedenis
In Hout-Blerick, plaatselijk Holt-Blerick genoemd, lag op de Springbeek een monumentale stenen enkele watermolen met een bovenslagrad temidden van een aantal fraaie oude boerderijen.
Aan de landzijde was het gebouw laag; aan de beekzijde daarentegen hoog, hetgeen veroorzaakt werd door het voor die streek grote verval, dat ongeveer 4 m bedroeg.
Het gebouw was voorzien van een schuddak met pannen gedekt.
Aan de voorzijde bevonden zich daarin twee dakkapellen.
In de rechter dakkapel was een luiwerk aangebracht om de zakken op de graanzolder te hijsen. Boven het waterrad was een lessenaarsdak aangebracht, waarvan de lage zijde op een muur op het landhoofd rustte en de hoge zijde op het dak van de molen aansloot, waardoor een harmonisch geheel ontstond.
Het bovenslagrad was van hout, de kanjel van ijzer.
Ook de wateras was van hout en dreef een ijzeren gangwerk aan, dat in de kelder van de molen was opgesteld.
De molen had twee koppel 17-er maalstenen, die op een houten steenbedding lagen.
Een koppel blauwe Duitse stenen werd voornamelijk gebruikt voor het malen van boekweit en zonodig voor tarwe.
Het andere koppel bestond uit kunststenen voor het malen van bakrogge en voergraan.
Oorspronkelijk was het een graan- en oliemolen, vroeger in de Molenkamp gelegen, later aan de Romeinenweg, dicht bij de uitmonding van de Springbeek in de Maas.
Deze beek, die zijn oorsprong ten zuid-westen van de buurtschap heeft, werd vroeger ook de Blericksche Molenbeek genoemd.
De ligging van de molen zo dicht bij de Maas had het nadeel, dat hij bij een hoge waterstand in de rivier niet gebruikt kon worden, doordat het Maaswater de beek instroomde.
Anderzijds liet in de droge jaargetijden de regelmatige wateraanvoer van de Springbeek nogal eens te wensen over.
Al vroeg werd dan ook bij de molen op een hogere plaats een maalderij gebouwd.
Vóór 1960 bestond de inrichting uit een maalstoel met een Deutz-dieselmotor, een mengmachine en een graanreiniger voor het schonen van bakgoed.
Daarna werden een hamermolen van het fabrikaat Houben-Dinnessen uit Sevenum en een tweede mengketel geplaatst.
De watermolen werd in 1940 stilgelegd; de motormaalderij met de hamermolen omstreeks 1970 en de handel in veevoer en kunstmest enige jaren later.
De watermolen, die in de definitieve lijst van Monumenten van geschiedenis en kunst in Noord-Limburg was vermeld, verviel tenslotte.
Het gangwerk werd gesloopt en voor oud-ijzer verkocht; in de jaren vijftig werd het gebouw als veestal gebruikt.

In het midden van de 19e eeuw, toen de watermolen zowel koren- als oliemolen was, had hij twee bovenslagraderen. De molen lag op de linker-beekoever en vlak langs de muur draaide als eerste rad het waterrad van de korenmolen. De middellijn daarvan bedroeg 3,24 m en de breedte 1,35 m. Naast de maalsluis van dit rad bevond zich een vaste losschuif, die blijkbaar alleen bij calamiteiten werd geopend. Daarnaast bevond zich de maalsluis van de oliemolen, waarvan het bovenslagrad het water over een lange houten kanjel kreeg toegevoerd. Dit rad had een middellijn van 2,84 m en een breedte van 1,19 m. Rechts van deze maalsluis bevonden zich twee lossluizen.

In het begin van de 19e eeuw bezat Donatus van Meyel te Venlo zowel de watermolen in de Molenkamp, als de standerdmolen van Blerick op St. Annakamp. Door vererving en koop kwamen beide molens in bezit van de Gebr. Mathis Hendrik en Hendrik Mathis Bruno van Mevel te Venlo, en vervolgens van Eduard Receveur, gehuwd met M.C.H. van Mevel en koopman in Venlo.
Op 15 juli 1872 liet Receveur, die weduwnaar was geworden, de watermolen en de standerdmolen door notaris Clercx te Blerick openbaar verkopen.

Venloosch weekblad, 29 februari 1872
OPENBARE VERKOOP, om uit onverdeeldheid te geraken, VAN EEN Water Graan- en Oliemolen. EN EEN Standaard Wind-Graanmolen.
De Notaris Mr. J.CLERCX te Blerick, zal op Maandag den 15 Julij 1872, 's namiddags om 5 uren, ten verzoeke van zijne Principalen, ingevolge verleend octrooi door de Arr. Rechtbank te Roermond, ter herberge van de Wed. P. Holten te Blerick, in het openbaar definitief aan den meestbiedende verkoopen:
1ste Koop. Een WATER GRAANen OLIEMOLEN gelegen te Blerick, gemeente Maasbree, bij Holt-Blerick, met bijbeboorend woonhuis, tuin-en bouwland, sectie B nos. 1120, 1203, 1864, 1992, 1994, 1284 en 1865, groot te zamen 77 aren 45 centiaren.
2e Koop. Een STANDAARD WIND - GRAANMOLEN staande en gelegen te voormeld Blerick bij het dorp, met bijbeboorend bouwland, sectie B, nos. 855, 856, 858 en 2475, groot 30 aren 80 centiaren. De verkoop zal geschieden zonder beraad, onder zeer voordeelige voorwaarden van betaling. De MOLENS zijn te aanvaarden met 1° November 1872, met inventaris en als ter plaatse gebruikelijk. Nadere inlichtingen zijn te bekomen ter studie van voornoemden Notaris.

Het eerste lot bestond uit de watergraan- en oliemolen met woonhuis, tuin en bouwland te Holt-Blerick. De hoogst biedende en nieuwe eigenaar werd Karel Antoon Joseph Nefkens, molenaar in Sevenum, voor 6000 gulden.

Het tweede lot bestond uit de standaardmolen van Blerick, die voor 3000 gulden naar Jan Goofers, koopman in Blerick, ging.
Nefkens, die zich daarop in Blerick vestigde, had twee zonen: Leonard, die steenfabrikant in Blerick was en Henri, koopman van beroep.
Zijn enige dochter Anna trouwde met Frans of Franciscus van de Hombergh, aan wie de watermolen in 1904 bij deling werd toegewezen.
Het echtpaar Van de Hombergh-Nefkens had zeven kinderen; de zoon Gerard of Gerardus Carolus nam na het overlijden van zijn vader het molenaarsbedrijf over, in 1956 werd hij eigenaar.
Acht jaar later verkocht hij de vervallen molen aan de Venlose bankdirecteur Gerardus Petrus Antonius Gussenhoven, die het gebouw in de oude toestand liet.
Bij de volgende eigenaar kreeg het gebouw een functie als horecabedrijf.
nog waarneembaar

aanvullingen

trivia
De molen werd opgemeten bij procesverbaal data 25 November 1856, welk procesverbaal is vastgesteld bij besluit van heren Gedeputeerde Staten d.d. 3 Juli 1857.
De maten van de molenraderen werden in het procesverbaal vastgesteld op pagina 250 en 251. Voor de graanmolen bedroeg de diameter van het waterrad 3.56 meter en voor de oliemolen 3.50 meter. Deze meting werd verricht toen Charles Nefkens eigenaar was van deze watermolen in 1856. Het orginele molenboek met de bijbehorende maten van de watermolen te Hout-Blerick liggen in het Rijksarchief te Maastricht.

In het begin van 1700 was een van mijn voorvaderen molenaar en eigenaar van deze watermolen te Hout-Blerick. Het betreft hier Andreas Ingen Ael en zijn vrouw Margaretha Verheyen. Zij werd gedoopt op 6 mei 1700. Het huwelijk werd gesloten 6 mei 1722 onder de naam van Andreas Linssen Ingen Ael. Na het overlijden van Margaretha Verheyen en drie van haar kinderen werden zij op 22 oktober 1736 samen in een graf begraven op het kerkhof van de H. Lambertuskerk te Blerick. Het plotselinge overlijden van allevier is hoogstwaarschijnlijk te verklaren door de Pestepidemie die net in deze tijden rondwaardde. Op 9 september 1738 huwde Andreas Linssen voor de tweede maal en nu met Wilhelmina van der Schoot. Wilhelmina werd gedoopt op 9 Mei 1706 te Baarlo

Wilhelmina Van der Schoot en Andreas Linssen waren mijn voorouders.
J.H.G. Linssen.
-----

Afb. 2: ingezonden door G. Rooijakkers,
ter informatie, Godefridus (Frits) is de zoon van Maria Rooijakkers-v.d. Hombergh.