Molen Sint-Elisabethsmolen, Haelen

Haelen, Limburg
v

korte karakteristiek

naam
Sint-Elisabethsmolen
modeltype
Watermolen
functie
korenmolen, oliemolen, zaagmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
restant
beek
Leubeek
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
03514
oude dbnr.
V342
Meest recente aanpassing
| Conversie
media-bestand
Molen 03514 Sint-Elisabethsmolen (Haelen)
Foto: W. Jans, 13 aug. 2006

locatie

plaats
Haelen
plaatsaanduiding
Roggelseweg 56
beek
Leubeek
gemeente
Leudal, Limburg
plaats(en) voorheen
Nunhem
streek
Midden-Limburg
kadastrale aanduiding 1811-1832
Nunhem A (1) 35 A. van Mulbracht, advokaat
geo positie
X: 193337, Y: 362257
N: 51.24836, O: 5.93629

constructie

modeltype
Watermolen
krachtbron
water
kenmerken
functie
inrichting
n.v.t.
gangwerk
wateras
rad
rad diameter
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
restant
bouwjaar
verdwenen
1944 door oorlogsgeweld 2015 ingericht als waterkrachtcentrale
geschiedenis
De St. Elisabethsmolen lag in het Leudal, vroeger een bekoorlijk, tegenwoordig een bekend natuurgebied in Midden-Limburg. Het Leudal bestaat uit een diep ingesneden beekdal met langs de oevers loofhout en op de hogere delen naaldhout. De Leubeek, vroeger ook de Heythuyserbeek genoemd, maakt deel uit van de Tungelroyse Beek. De beek is grotendeels gekanaliseerd en alleen in het Leudal tussen de voormalige St. Elisabethsmolen en de Leumolen heeft zij haar oorspronkelijke loop behouden.
De watermolen stond langs de weg Haelen-Roggel. Eeuwenlang was de molen in bezit van het klooster St. Elisabethsdal, waarvan de oorsprong zou teruggaan naar 1240 en dat door schenkingen rijk aan goederen werd. Dirk II, Heer van Altena, was de stichter.
Willem van Horne, zoon van een neef van Dirk van Altena, gaf aan de prior van het klooster in 1278 toestemming om de watermolen, die in de parochie Roggel bij de "Wiere" op de Zelsterbeek lag, te verplaatsen naar een plek tegenover het klooster op de latere Jungeroysche Beek. Het was een verplaatsing over een korte afstand. Aan de oude plaats met de brug werd later de naam "Wiere" gegeven. De molen lag toen niet ver van de Zelsterhof, vroeger een fraaie door bomen omgeven witte hofstede. Vermoedelijk behoorden de molen en de Zelsterhof bij elkaar zoals bij de Leumolen, waar ook een hof lag.
De verplaatste molen, die tevens banmolen was, werd in erfpacht uitgegeven. Van 1778 tot kort voor de daarop volgende eeuwwisseling werden de St. Elisabethsmolen, de Leumolen en de Leuhof gepacht door de familie Clephas, in de 18e en de eerste helft van de 19e eeuw een bekend molenaarsgeslacht in Midden-Limburg.
In 1796 werd het klooster St. Elisabethsdal met de goederen, waaronder de St. Elisabeths- en de Leumolen door de Fransen in beslag genomen. Van de bezittingen werd een inventarisatie en een schatting van de waarde opgemaakt. Daaruit blijkt, dat beide molens zich in slechte staat bevonden.
Het klooster met de landerijen en gronden werd in 1801 te Maastricht openbaar verkocht. Ze werden daarbij toegewezen aan de Maastrichtse notaris Jean Theodore van Gulpen met als opdrachtgever Guillaume Claes, prefect van het Departement van de Nedermaas en gewezen vrederechter in Hasselt. Claes verkocht St. Elisabethsdal vervolgens aan André of Andreas van Mulbracht, vrederechter in Nederkruchten in Pruisen en expert voor de nationale domeinen in de kantons Venlo, Roermond en Nederkruchten. Van Mulbracht kwam bovendien in het bezit van de St. Elisabethsmolen.
In de correspondentie, die in 1840 door de advocaten A. v. Mulbracht en de hierna genoemde C. Waegemans eigenaar van de Leumolen werd gevoerd, geven zij te kennen, dat de molens door het landdomein als in werking zijnde fabrieken aan hen waren overgedragen. Het is waarschijnlijker dat Laurent Henry Franken uit Weert op 8 december 1802 in het bezit van de St. Elisabethsmolen kwam, die toen werd gepacht door J. Jacobs.
Van Mulbracht had zich inmiddels in Roermond gevestigd. waar hij in 1854 overleed. Hij was een vermogend man en onder andere de compagnon van Burghoff en Magneé, de oprichters van de grote papiermolen op het Steel in Roermond.

In het begin van de 19e eeuw was het gebouw van de St. Elisabethsmolen van hout. Het was in die tijd een graan-. olie- en houtzaagmolen. De toestand van de molen was in en na de Franse Tijd blijkbaar zodanig verslechterd, dat vernieuwing noodzakelijk was. Van Mulbracht vroeg daarom in 1839 toestemming aan het provinciaal bestuur om de houten molen te vervangen door een stenen. De vernieuwing werd in 1840 uitgevoerd. De molen werd toen gepacht door J.M. Heckers uit Herten, die van moederszijde van de molenaarsfamilie Clephas afstamde.
De stenen molen werd veel groter dan de toen bestaande stenen Leumolen. In het "Tarief der zuivere begrootingen van ieder soort en klasse van vaste eigendommen in de gemeente Nunhem" van 1843 werd de St. Elisabethsmolen geschat op 250 gulden; de Leumolen op 130 gulden."
De nieuwe graan-, olie- en houtzaagmolen had een kort bestaan, want op 12 juni 1844 brandde hij af. Kort daarna werd hij herbouwd.

Na het overlijden van André van Mulbracht vond in 1854 een deling van de grote nalatenschap onder zijn twee dochters plaats. De watermolen met het landgoed St. Elisabeth werd toegewezen aan Sophie of Jeanette Francisca Sophia, echtgenote van Louis of Lodewijk Frans Hubert Beerenbroek, die de goederen op zijn naam kreeg. Beerenbroek was toen rentenier en lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Voor die tijd was hij burgemeester van Weert en bezat daar onder andere twee windmolens; in 1857 werd hij burgemeester van Roermond.

In 1875 werd het gebouw bij de molen uitgebreid. Het langgevel gebouw bestond uit een watermolen, een woonhuis en een boerderij.
Na het overlijden van Louis Beerenbroek in 1884 werd zijn zoon mr. Peter Marie Oscar Hubert erfgenaam. Hij was rechter te Roermond en later president van de Arrondissementsrechtbank in die plaats.

Op het einde van de 19e eeuw werd de watermolen aangedreven door een middenslagrad, dat aan de voet was voorzien van een krop om het water beter op de schoepen te brengen. Het rad had een middellijn van 6,60 m. en een breedte van 0,70 m.
De Leubeek splitste zich voor de molen, die op de linkeroever lag, in twee takken. In de doorgaande- of afslagtak bevond zich een lossluis, in de molentak bevonden zich naast de maalsluis vier lossluizen in het gebint. Achter de molen verenigden beide takken zich weer.
In de jaren 1908 en 1909 werd het complex met landbouwschuren verder uitgebreid en kreeg de molen het latere aanzien van een boerderijmolen. In 1908 werden het houten waterrad en de houten as vervangen door ijzeren constructies. Het nieuwe middenslagrad kreeg een middellijn van 6,68 m. en een breedte van 0,90 m. De houten schoepen hadden een hoogte van 0,56 m.
Genoemde P.M.O.H. Beerenbroek stierf ongehuwd in 1916 op het landgoed St. Elisabeth, waar hij sinds 1910 woonde. In het jaar van zijn overlijden lieten de erfgenamen het landgoed veilen. Koper werd Mathias Charles Joseph Geenen uit 's-Gravenhage. Hij was Limburger van geboorte en afkomstig uit Heythuysen. Na zijn dood in 1938 erfde Marie Helene Seraphine Geenen, weduwe van Hyppolite Houtappel. uit Maastricht 8/9 deel van het bloot-eigendom; het overige deel kreeg Hyppolite Emile Clement Maria Houtappel uit Laren (N.H.).
De molen werd toen gepacht door Wijnand Jeuken. De volgende pachter was P. Scheres. Tijdens het malen raakte hij op 27 februari 1942 bekneld tussen het waterrad en de muur en overleed aan de gevolgen. Hij was 47 jaar en vader van tien kinderen.
Kort voor de bevrijding werd de molen het slachtoffer van oorlogshandelingen.
In de avond van 15 november 1944 werd de brug over de beek in de Roggelseweg door de Duitsers met een te zware lading op het landhoofd aan de zijde van de molen opgeblazen. Het gevolg daarvan was, dat ook de watermolen werd vernield.
Chr. van Bussel uit Weert werd als deskundige verzocht een schaderapport op te stellen. Het geheel houten gangwerk en het maalwerk hadden zware schade opgelopen en zouden vernieuwd moeten worden; de stalen as van het waterrad was verbogen. Het ijzeren waterrad en het gebint met de vijf sluizen waren eveneens vernield.
In die tijd bestond de maalinrichting uit een koppel blauwe Duitse stenen voor het malen van boekweit en twee koppel kunststenen, die rondom het spoorwiel lagen. De lopers werden aan de bovenzijde door het spoorwiel aangedreven door middel van rondsels op staakijzers.
Ook de oliemolen was flink beschadigd. Deze was toen nog compleet en bestond uit een slagbank met twee slagheien en een loshei, een wentelas voorzien van drie kamwielen, een kollergang, een vuisterpan met roerwerk en een vuurplaat. De wentelas werd via een tussenas voorzien van een kroonwiel-overbrenging door de koning aangedreven. De houtzagerij is dan niet meer aanwezig.
De molen werd niet meer hersteld. Na boedelscheiding in 1951 kwamen de boerderij en de ruïne van de watermolen in bezit van Maria Antonia Idalia Houtappel, gehuwd met de industrieel Joannes Franciscus Alphonsus Maria Wegwissen uit Echt. In 1961 werd de Nederlandse Staat eigenaar, die het landgoed aan Staatsbosbeheer overdroeg.
Het stuwrecht werd door het Waterschap "Midden Limburg" in 1958 afgekocht.

aanvullingen

trivia
Op 21 november gaf wethouder Walraven van Leudal het officiële startsein voor de renovatie van de St. Elisabethmolen en de installatie van een waterkrachtcentrale. De eigenaren van de molen, de gemeente Leudal, het Waterschap Peel en Maasvallei en Staatsbosbeheer hebben de molen overgedragen aan de nieuwe Stichting St. Elisabethhof. De stichting gaat de molen restaureren en er meteen een waterkrachtcentrale voor de opwekking van duurzame energie van maken.

De molen zal niet geheel in oude staat worden hersteld maar de restauratie is bedoeld om de huidige staat van de molen voor de toekomst te behouden. Er komt een geheel nieuw sluiswerk en een nieuw houten schoepenrad dat gekoppeld is aan een generator die elektriciteit opwekt. Ook wordt een overkapping aangebracht om de molen en de installatie te beschermen tegen weersinvloeden.

De generator zal ongeveer 53.000 kWh elektriciteit opwekken, dat is voldoende voor circa 15 huishoudens. Het grootste gedeelte van de elektriciteit wordt door het naastgelegen restaurant St. Elisabeth’s Hof afgenomen dat daardoor ook een belangrijke bijdrage levert aan het project. De opbrengst van de elektriciteit zal worden ingezet voor het beheer en onderhoud van de molen én voor het organiseren van educatie over de molen en de energieopwekking. De watermolen zal daarmee een nieuwe toeristisch-educatieve trekpleister worden voor het Leudal.
Bron: Dichtbij.nl, 13 nov. 2014.
-----

Eind vorig jaar is er een start gemaakt met de restauratie van deze gewezen watermolen tot waterkrachtcentrale. Het werk is in handen van Beijk uit Afferden, en Erfgoedadvies Groen uit Montfoort zorgt voor de begeleiding. Momenteel is een aannemer uit Lomm bezig met het muurwerk.
Zie ook: Gezien.nl, 8 dec. 2014.
Bron: bericht van Bart Hoofs op Molenprikbord, 22 feb. 2015.
-----

De in 1944 door oorlogsgeweld verwoeste molen, die vervolgens jarenlang als geconserveerde ruïne stond, werd in 2015 deels hersteld om te worden gebruikt voor elektriciteitsopwekking. Het is geen nieuwe molen of herstel van de oorspronkelijke situatie, de huidige opstand bovenop het restant is van een eenvoudig, modern ontwerp. Zie verder de opvolger.